ECLI:NL:RBDHA:2025:1098

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
C/09/67158 / KG ZA 24-1162
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking kort geding Columbus Letselschade tegen Nationale Nederlanden

In deze zaak hebben Columbus Letselschade Groningen B.V. en een tweede eiser, aangeduid als Columbus c.s., op 13 december 2024 een kort geding aangespannen tegen Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (NN). De mondelinge behandeling was gepland op 16 januari 2025, maar Columbus c.s. hebben op 15 januari 2025 besloten het kort geding in te trekken. NN heeft hierop verzocht om Columbus c.s. te veroordelen in de proceskosten, wat Columbus c.s. niet heeft betwist, maar zich refereerde aan het oordeel van de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Columbus c.s. nodeloos kosten hebben gemaakt door het kort geding in te trekken, en dat NN recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar een arrest van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat de aanhangigheid van een kort geding niet vervalt indien de gedaagde tijdig aangeeft dat hij een beslissing over de proceskosten verlangt. NN heeft deze mededeling binnen de gestelde termijn gedaan.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten begroot op een totaal van € 1.973,-, inclusief griffierecht en salaris advocaat, en Columbus c.s. veroordeeld deze kosten binnen veertien dagen te betalen. Het vonnis is uitgesproken op 24 januari 2025 door mr. H.J. Vetter.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/677158 / KG ZA 24-1162
Vonnis in kort geding van 24 januari 2025
in de zaak van

1.Columbus Letselschade Groningen B.V. te Groningen,

2.
[eiser, sub 2]te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. H.C. Bijleveld te Amsterdam,
tegen:
Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.N.L. de Hoogh te Den Haag.
Eisers worden hierna tezamen aangeduid als ‘Columbus c.s.’. Gedaagde wordt hierna aangeduid als ‘NN’.

1.De procedure

1.1.
Columbus c.s. hebben op 13 december 2024 verzocht om een datum te bepalen voor een kort geding tegen NN. Bij dagbepaling van diezelfde datum is de mondelinge behandeling in deze zaak bepaald op 16 januari 2025. Columbus c.s. hebben NN de dagvaarding en de dagbepaling doen toekomen. In de dagbepaling staat onder meer vermeld dat de (advocaat van de) gedaagde partij wordt verzocht om uiterlijk 48 uur (twee werkdagen) voor de zitting de rechtbank en de wederpartij een schriftelijke reactie op de dagvaarding (conclusie van antwoord) toe te sturen. NN heeft op 14 januari 2025 een conclusie van antwoord met producties ingediend.
1.2.
Columbus c.s. hebben de voorzieningenrechter en de wederpartij op 15 januari 2025 bericht dat dit kort geding wordt ingetrokken. NN heeft op 16 januari 2025 verzocht om Columbus c.s. te veroordelen in de proceskosten, waartoe zij verwijst naar de conclusie van antwoord, waarin zij ook al daartoe heeft geconcludeerd. Columbus heeft op 20 januari 2025 meegedeeld dat zij zich ten aanzien van dit verzoek refereert aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
1.3.
De voorzieningenrechter acht niet nodig om het geschil over de proceskosten ter zitting te behandelen. Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het geschil

2.1.
Het gaat in deze zaak alleen nog om een beslissing over de kosten van het geding.
2.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1087) overwogen dat, indien de eiser het kort geding intrekt, de aanhangigheid daarvan niet komt te vervallen indien de gedaagde tijdig aan de eiser en de voorzieningenrechter mededeelt dat het geding desondanks doorgang dient te vinden, omdat hij een beslissing van de voorzieningenrechter omtrent de proceskosten verlangt. De termijn waarbinnen deze mededeling door de gedaagde dient te worden gedaan, bedraagt veertien dagen na de datum waartegen hij was opgeroepen. Daarna is een dergelijke vordering (ook in een afzonderlijke procedure) niet meer mogelijk.
2.3.
In deze zaak is de mededeling van NN dat zij een beslissing omtrent de proceskosten verlangt binnen de gestelde veertiendagentermijn gedaan.
2.4.
Omdat door de voorzieningenrechter op een geschil over de proceskosten wordt beslist, zijn partijen op grond van artikel 3 lid 1 WGBZ (alsnog) griffierecht verschuldigd.
2.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Columbus c.s. het kort geding één dag voor de geplande zitting hebben ingetrokken. Columbus c.s. hebben de stellingen van NN omtrent hetgeen daaraan is voorafgegaan niet weersproken. De voorzieningenrechter gaat er op grond
daarvan vanuit dat de intrekking verband houdt met de uitkomst van het kort geding van Columbus c.s. tegen een andere partij, waartegen zij dezelfde vorderingen heeft ingesteld. Die vorderingen zijn bij vonnis van 6 januari 2025 afgewezen. NN heeft op 7 januari 2025 aan Columbus c.s. gevraagd of dat aanleiding vormt om het kort geding in te trekken, maar Columbus c.s. hebben dat toen niet bevestigd. NN heeft vervolgens voldaan aan het in de dagbepaling vermelde verzoek om uiterlijk 48 uur voor de zitting een conclusie van antwoord in te dienen, te weten op 14 januari 2025 in de ochtend. Hierin heeft NN uitvoerig op de dagvaarding gereageerd. Columbus c.s. hebben vervolgens op 15 januari 2025 – een kleine 24 uur voor de geplande zitting – het kort geding ingetrokken.
2.6.
NN heeft vanwege voormelde handelwijze van Columbus c.s. nodeloos kosten gemaakt voor dit kort geding. De proceskosten (inclusief nakosten) komen naar het oordeel van de voorzieningenrechter in aanmerking voor vergoeding door Columbus c.s. Ondanks dat er in dit kort geding geen zitting heeft plaatsgevonden, acht de voorzieningenrechter het vanwege de omvang en complexiteit van het geschil – hetgeen heeft geleid tot een uitvoerige conclusie van antwoord – op zijn plaats om hier het na te melden gebruikelijke bedrag te hanteren voor het advocatensalaris. De proceskosten van NN worden begroot op:
- griffierecht € 688,-
- salaris advocaat € 1.107,-
- nakosten
€ 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,-

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt Columbus c.s. in de proceskosten van NN van € 1.973,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Columbus c.s. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.2.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025.
ts