ECLI:NL:RBDHA:2025:10972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
NL25.25456
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met Marokkaanse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie op 22 januari 2025 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 16 juni 2025 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen nieuwe relevante elementen waren die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzetting van eiser en dat er geen strijd was met de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juni 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25456
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. W. Vrooman).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2025 heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Zyad. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2003.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 mei 2025 (in de zaak NL25.21596) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, namelijk 15 mei 2025.
4. Over hetgeen eiser heeft aangevoerd oordeelt de rechtbank als volgt.
Grondslag maatregel van bewaring
5. Eiser heeft op 10 juni 2025 een herhaalde (vierde) asielaanvraag gedaan. De minister heeft in het voornemen van 11 juni 2025 aangegeven dat hij van plan is om deze last-minute asielaanvraag niet ontvankelijk te verklaren omdat geen sprake is van nieuwe relevante elementen of bevindingen. Bij besluit ex artikel 3.1 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) van eveneens 11 juni 2025 heeft de minister bepaald dat de uitzetting van eiser niet achterwege wordt gelaten op grond van artikel 3.1, tweede lid, van de Vb. Dit besluit heeft tot gevolg dat de indiening van de opvolgende asielaanvraag op 10 juni 2025 niet heeft geleid tot rechtmatig verblijf. Een wijziging van de grondslag van de maatregel van bewaring is daarom niet aan de orde. Van bewaring in strijd met het (unie)recht is geen sprake. De rechtbank volgt hierbij de minister in zijn verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 september 20171. De beroepsgrond slaagt niet.
Rappels en gegevens van eiser op kennisgeving geplande uitzetting
6. Zoals deze rechtbank al eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 30 april 20252 in de zaak van eiser, ziet de rechtbank in het ontbreken van de rappels in het dossier geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke juistheid van de inhoud van de voortgangsrapportage (M120) betreffende de rappels of daarvoor een nadere onderbouwing te verlangen. Eiser heeft ook nu weer geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan moet worden betwijfeld of de minister daadwerkelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Daarbij is op 28 mei 2025 de nationaliteit van eiser bevestigd en is een laissez-passer (lp) toegezegd door Marokkaanse autoriteiten. Ook is een vlucht voor eiser gepland op 16 juni 2025. Dat de gegevens (naam en geboortedatum) op de kennisgeving van de geplande uitzetting niet overeenkomen met de door eiser opgegeven gegevens, is geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat het vaker voorkomt dat de door een vreemdeling gestelde gegevens niet overeenkomen met de gegevens die uiteindelijk op basis van biometrisch of ander onderzoek worden vastgesteld. Van een gebrek aan transparantie is geen sprake. Afwijkende gegevens kunnen ontstaan als de vreemdeling in Nederland andere gegevens heeft opgegeven dan waaronder hij in een ander land bekend is. De beroepsgrond slaagt niet.

Overnameovereenkomst

7. Eiser heeft erop gewezen dat in de considerans van de Terugkeerrichtlijn staat dat landen (al dan niet bilateraal) overnameovereenkomsten moeten afsluiten met derde landen. Omdat de overnameovereenkomst met de Marokkaanse autoriteiten ontbreekt in het dossier, kan volgens eiser de rechtmatigheid van het overheidshandelen niet worden beoordeeld. De rechtbank overweegt hierover dat een overnameovereenkomst een overeenkomst tussen staten is, waardoor eiser hier niet direct rechten aan kan ontlenen. Het gegeven dat de minister geen inlichtingen heeft verstrekt over de overnameovereenkomst is ook niet relevant voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel. Uit de Terugkeerrichtlijn noch de nationale regelgeving volgt dat een dergelijke overeenkomst behoort tot de voorwaarden van de voortduring van de inbewaringstelling3. De beroepsgrond slaagt niet.
Voortvarend handelen
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser. De minister heeft geprobeerd om op 15 mei 2025 vertrekgesprek te voeren met eiser, maar dit gesprek is geannuleerd omdat eiser naar fitness was gegaan. Hierop heeft de minister nogmaals geprobeerd een vertrekgesprek te voeren op 22 mei 2025, maar eiser zat in een cursus zonnepanelen dus is ook dit gesprek geannuleerd. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiser ook zelf altijd kan vragen om een gesprek als hij de minister wenst te spreken. Niet is gebleken dat eiser om een gesprek heeft verzocht. Op 28 mei 2025 is de nationaliteit van eiser bevestigd en is een lp toegezegd door Marokkaanse autoriteiten. Uit de voortgangsrapportage (M120) blijkt dat op 5 juni 2025 een vluchtaanvraag is verzonden naar de Koninklijke Marechaussee en dat op 6 juni 2025 vluchtgegevens zijn ontvangen voor 16 juni 2025. Deze handelingen zijn op zich al voldoende om te oordelen dat de minister voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.

Verzwaarde belangenafweging/verlengingsbesluit

9. Zoals deze rechtbank al eerder heeft geoordeeld in haar uitspraak van 22 mei 20254 in de zaak van eiser, is zij van oordeel dat geen sprake is van strijd met de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank stelt vast dat eiser op 29 december 2024 op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vw in bewaring is gesteld. De grondslag voor de bewaring is op 22 januari 2025 omgezet naar artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. De termijn van zes maanden voor het maken van een verzwaarde belangenafweging of het nemen van een verlengingsbesluit is dan ook nog niet verstreken. Het betoog van eiser dat ten onrechte nog geen verzwaarde belangenafweging heeft plaatsgevonden of geen verlengingsbesluit is genomen volgt de rechtbank dan ook niet. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding om de door eiser nog geformuleerde prejudiciële vraag te stellen.
Ambtshalve toetsing
11. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
12. In wat eiser na de sluiting van het onderzoek op de zitting nog heeft ingebracht heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4 NL25.21596.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 juni 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.