In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met Marokkaanse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie op 22 januari 2025 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 16 juni 2025 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen nieuwe relevante elementen waren die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzetting van eiser en dat er geen strijd was met de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juni 2025.