ECLI:NL:RBDHA:2025:1094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/1581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) wegens gebrek aan verzekering en ingezetenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Eiseres had op 26 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering na het overlijden van haar echtgenoot op 20 september 2021. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank op 17 augustus 2022, omdat de echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Eiseres heeft vervolgens een verzoek tot herziening ingediend, maar ook deze werd afgewezen in het besluit van 30 oktober 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenoot van eiseres op het moment van overlijden geen ingezetene van Nederland was en dat er geen bewijs was dat hij in Nederland in dienstbetrekking was en aan de loonbelasting was onderworpen. Eiseres voerde aan dat haar echtgenoot tot aan zijn overlijden had gewerkt en salaris ontving, maar de rechtbank oordeelde dat de door eiseres overgelegde stukken niet voldoende waren om aan te tonen dat haar echtgenoot verzekerd was voor de Anw. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1581

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: J.Y. van den Berg).

Inleiding

1.1
[naam] is de echtgenoot van eiseres en is op 20 september 2021 overleden. Eiseres heeft op 26 juli 2022 een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd. In het besluit van 17 augustus 2022 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot van eiseres op de dag van overlijden niet verzekerd was voor de Anw.
1.2
Op 4 april 2023 heeft eiseres opnieuw een Anw-uitkering aangevraagd. Verweerder heeft de nieuwe aanvraag aangemerkt als een verzoek tot herziening van het besluit van 17 augustus 2022.
1.3
In het besluit van 30 oktober 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald het besluit van 17 augustus 2022 niet te herzien, omdat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd en de beslissing niet onmiskenbaar onjuist is.
1.4
In het besluit van 2 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.5
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.6
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.7
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Eiseres heeft aangegeven dat zij niet op een zitting wenst te worden gehoord. Zij heeft ook aanvullende stukken ingediend. Verweerder heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Gronden van eiseres
2. Eiseres voert aan dat haar echtgenoot tot aan zijn overlijden heeft gewerkt en ook salaris heeft ontvangen van zijn werkgever. Dat hij gedetineerd was doet niet af aan de omstandigheid dat hij nog loon ontving van zijn werkgever. Eiseres geeft verder aan dat nabetaling van de Anw-uitkering ervoor zou zorgen dat zij de schuldeisers kan betalen. Zij heeft een hoge schuld opgebouwd om de problemen met het bedrijf in Marokko op te lossen en haar kinderen te onderhouden. Momenteel woont ze bij haar ouders om de vaste lasten te onderdrukken. Dit geeft haar de mogelijkheid om een nieuw leven op te bouwen met haar kinderen; een woning en een opleiding totdat zij weer op haar eigen benen kan staan. Eiseres verzoekt de rechtbank om met een menselijk oog naar deze zaak te kijken.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet uitgegaan kan worden van de juistheid van de door eiseres overgelegde verklaring waaruit zou volgen dat de overleden echtgenoot van eiseres van 1 januari 2016 tot en met 20 september 2021 in Marokko werkte. Uit dossieronderzoek is volgens verweerder namelijk gebleken dat de echtgenoot van eiseres op zijn overlijdensdatum gedetineerd was in Spanje. Het is niet aannemelijk geworden dat de echtgenoot tijdens zijn detentie in Spanje werkzaamheden verrichtte op basis waarvan er een verzekering zou zijn die zou moeten leiden tot een mogelijke aanspraak op een nabestaandenuitkering. Omdat ook niet is gebleken dat het besluit van 17 augustus 2022 onmiskenbaar onjuist is, kan verweerder dat besluit niet herzien.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
In artikel 6 van de Anw staat dat ingezetene in de zin van de Anw degene is die in Nederland woont.
In artikel 13, eerste lid, van de Anw staat dat verzekerd overeenkomstig de bepalingen van de wet degene is die
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
4.2
Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres een aantal stukken in het geding gebracht. Uit de notulen van een vergadering op 9 oktober 2014 volgt dat de echtgenoot de voorzitter is van de in Marokko gevestigde vennootschap [bedrijfsnaam] en dat in deze vergadering is besloten dat hij maandelijkse managementvergoedingen zal ontvangen van 15.000 dirhams bruto voor de dekking van beheerskosten en het goede functioneren van de vennootschap.
Uit een verklaring van 25 januari 2015 volgt dat de echtgenoot is benoemd als statutair beheerder voor onbeperkte periode van de in Marokko gevestigde vennootschap [bedrijfsnaam] en hiervoor maandelijks een vergoeding van 15.000 dirhams bruto ontvangt ter dekking van de beheerskosten en voor het goede functioneren van de vennootschap.
Uit een werkcertificaat van 27 november 2023 volgt dat de echtgenoot als commerciële vertegenwoordiger deel uitmaakt van het personeel van het in Marokko gevestigde bedrijf LGUD Import Export van 1 januari 2016 tot 20 september 2021.
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenoot van eiseres gedetineerd was in Sevilla, Spanje en daar is overleden. Dit betekent dat de echtgenoot op het moment van overlijden geen ingezetene van Nederland was. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt ook niet dat de echtgenoot in Nederland (of op het continentaal plat) in dienstbetrekking was en voor die arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Dit betekent dat de echtgenoot van eiseres niet verzekerd was voor de Anw op grond van artikel 13, eerste lid, van de Anw. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden en dat ook niet is gebleken dat het besluit van 17 augustus 2022 onmiskenbaar onjuist is.
4.4
De rechtbank overweegt ten overvloede dat uit het telefoonrapport van verweerder van 10 augustus 2022 volgt dat eiseres ook niet aan de andere voorwaarden voor het recht op nabestaandenuitkering voldoet omdat zij niet meer dan 45% arbeidsongeschikt is en ook niet één van haar drie kinderen in haar huishouden woont, omdat zij bij haar ouders wonen. De rechtbank begrijpt dat de emotionele en ook financiële situatie waarin eiseres verkeerde (en nog steeds verkeert) moeilijk is, de rechtbank moet evenwel uitgaan van de wet en op grond van de Anw heeft eiseres geen recht op een nabestaandenuitkering.
Conclusie
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om het besluit van 17 augustus 2022, waarmee verweerder de aanvraag van eiseres om een nabestaandenuitkering heeft afgewezen, te herzien.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.