ECLI:NL:RBDHA:2025:10936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
NL24.47261
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. De belanghebbende heeft beroep ingesteld en de rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat er een correcte ingebrekestelling heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft de minister opgedragen om binnen veertien dagen na verzending van de uitspraak een besluit bekend te maken. Tevens is er een bestuurlijke dwangsom vastgesteld van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-, voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de belanghebbende toegewezen, tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. Hansen-Löve, in aanwezigheid van M.A. van Garder, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.47261
V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] , [V-nummer 3] , [V-nummer 4] , [V-nummer 5] en [V-nummer 6]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende 1] ,mede namens
[belanghebbende 2],
[belanghebbende 3],
[belanghebbende 4],
[belanghebbende 5]en
[belanghebbende 6], belanghebbende
(gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linnemann),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft de gelegenheid van verweer gehad.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Overwegingen

Voor het wettelijke kader en de aan het beroep ten grondslag liggende overwegingen verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft belanghebbende verzocht om vrijstelling van het griffierecht?
( x ) Ja, de rechtbank stelt belanghebbende vrij van de verplichting om griffierecht te betalen.
( ) Belanghebbende heeft het griffierecht betaald.
( ) Nee, belanghebbende hoeft in deze procedure geen griffierecht te betalen.
Is de beslistermijn overschreden?
( x ) Ja.
( ) Nee.
Is er een correcte ingebrekestelling en is het beroep meer dan twee weken later ingesteld?
( x ) Ja.
( ) Nee.
( ) Een ingebrekestelling is in dit geval niet vereist. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 8 maart 2019. [2]
Is het beroep kennelijk gegrond?
( ) Nee. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
( x ) Ja.
Is er een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
( x ) Ja.
( ) De rechtbank heeft in een eerder beroep al beslist op de bestuurlijke dwangsom.
Heeft belanghebbende de rechtbank verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen?
( ) Verweerder heeft al een besluit genomen over de dwangsom.
( ) Ja, de rechtbank stelt de dwangsom vast op het bedrag zoals dat is vermeld in de beslissing.
( x ) Ja, de rechtbank sluit aan bij de vaststelling van verweerder dat belanghebbende recht heeft op de maximale dwangsom.
( ) Nee, verweerder moet de dwangsom daarom nog vaststellen.
Binnen welke termijn moet verweerder alsnog een besluit nemen?
( x ) Verweerder heeft in het geval van belanghebbende geen bijzondere omstandigheden gesteld. De rechtbank stelt daarom een nadere termijn vast van veertien dagen vanaf de datum waarop de uitspraak naar partijen wordt verstuurd.
Hoe hoog is de rechterlijke dwangsom als verweerder niet binnen deze termijn beslist?( x ) € 100,-, met een maximum van € 7.500,-.
( ) € 200,-, met een maximum van € 15.000,-.
( ) € 250,-, met een maximum van € 37.500,-.
Is er aanleiding om proceskosten vast te stellen?
( x ) Ja.
( ) Nee.
Hoe hoog zijn de te vergoeden proceskosten?De volgende proceskosten worden toegekend:
( x ) 1 punt voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5.
( ) 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5.
( ) 1 punt voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.
( ) 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.
Is er aanleiding voor vergoeding van het griffierecht?( ) Nee, want het beroep is niet gegrond.
( x ) Nee, want er is geen griffierecht betaald.
( ) Ja.

Beslissing

De rechtbank:
( ) verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
( x ) verklaart het beroep gegrond;
( x ) stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
( x ) draagt verweerder op binnen veertien dagen na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken.
( x ) bepaalt dat verweerder aan belanghebbende een dwangsom van
( x ) € 100,- ( ) € 200,- ( ) € 250,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van ( x ) € 7.500,- ( ) € 15.000,- ( ) € 37.500,-.
( ) draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan belanghebbende te vergoeden;
( x ) veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van
( x ) € 453,50 ( ) € 680,25 ( ) € 907,- ( ) € 1.360,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Hansen-Löve, rechter,
in aanwezigheid van M.A. van Garder, griffier.

Bijlage

Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [3] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [4]
Als niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een beroep tegen niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. Dit is de bestuurlijke dwangsom. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Deze dwangsom kan slechts eenmaal worden vastgesteld. [5]
Als verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [6] Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [7]
De rechtbank stelt een termijn vast die recht doet aan de in de uitspraak van 17 maart 2023 en 3 juli 2024 geformuleerde uitgangspunten. [8] De rechtbank moet bij het bepalen van de termijn rekening houden met de tijd die verweerder heeft gehad om een besluit te nemen. [9]
De rechtbank bepaalt dat verweerder bij het overschrijden van de door de rechtbank vastgestelde termijn een dwangsom verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. [10] Dit is de rechterlijke dwangsom. Voor de dwangsomtermijn wordt uitgegaan van een termijn van 75 dagen voor verweerder om alsnog een besluit te nemen. De rechtbank legt in beginsel een dwangsom op van € 100,- per dag met een maximum van € 7.500,-. Bij opvolgende beroepen niet tijdig die worden ingesteld nádat de maximale dwangsom is volgelopen, zal de dwangsom worden verdubbeld, bij een gelijk aantal dagen.
Voor zover verweerder verzoekt om de dwangsom te verlagen, volgt de rechtbank hem hierin niet. De rechter kan dit doen als sprake is van bijzondere omstandigheden. Feitelijk gezien vraagt de verweerder om in alle zaken waarin hij werkt volgens het fifo-principe een lagere dwangsom toe te kennen. Dit zijn geen bijzondere omstandigheden, maar omstandigheden die algemeen van aard zijn en in feite gelden voor elke zaak. De rechtbank stelt daarom de hoogte van de dwangsom in deze zaak vast op een bedrag van zoals dat is opgenomen in het dictum.
Als het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder het griffierecht moet vergoeden als belanghebbende dat heeft betaald. [11] Als belanghebbende is bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, stelt de rechtbank een vergoeding vast van zijn kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [12] De zaak is van licht gewicht als het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en/of een dwangsom is verbeurd.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5.Artikel 4:17 van de Awb.
6.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
8.Zie Rechtbank Den Haag, zp. Arnhem, 17 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3590 en ABRvS 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2644, r.o. 6.
9.ABRvS 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2644.
10.Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
11.Artikel 74, eerste lid, van de Awb.
12.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.