4.2.Het is verweerder ten slotte niet toegestaan om de procedure over de brandveiligheid aan verzoekster tegen te werpen in het kader van de exploitatievergunning, nu dit een omgevingsrechtelijke kwestie betreft.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat de gevraagde voorziening verstrekkend van aard is. Verzoekster wil immers behandeld worden als ware zij in het bezit van een exploitatievergunning voor [zalencentrum] voor een langere duur dan één jaar. Daarmee wordt verweerder tijdens de bodemprocedure voor een voldongen feit gesteld in die zin dat daarmee de door verweerder bepaalde reikwijdte van de vergunning wordt tenietgedaan. In het kader van een voorlopige voorzieningenprocedure is hiervoor in beginsel alleen plaats als sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang en/of een bestreden besluit waaraan een duidelijk en ernstig gebrek kleeft. Dat maakt dat de voorzieningenrechter hoge eisen mag stellen aan de aard en onderbouwing van het spoedeisend belang en dat voldoende duidelijk moet worden dat het beroep van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. Daarbij geldt dat deze aspecten in onderlinge verhouding worden beoordeeld en elkaar tot op bepaalde hoogte kunnen compenseren.
6. Verzoekster heeft een summiere onderbouwing gegeven van het spoedeisende belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Weliswaar is vanzelfsprekend dat verzoekster zonder geldige vergunning de exploitatie niet voort kan zetten en dat zij boekingen zal moeten afzeggen, maar omdat geen enkel inzicht is gegeven in de financiële positie van verzoekster kan geen goede inschatting worden gemaakt of die positie dusdanig zorgelijk is dat de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Dit betekent, gelet op het hiervoor geschetste beoordelingskader, dat extra gewicht toekomt aan het antwoord op de vraag naar de (on)rechtmatigheid van het bestreden besluit en de kans dat de bodemprocedure in het voordeel van verzoekster uitvalt.
7. Voor wat betreft het betoog van verzoekster dat het verweerder op grond van de APV die gold ten tijde van de aanvraag niet was toegestaan de vergunning in tijd te beperken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit niet slaagt. Nog daargelaten dat bij gebrek aan overgangsrecht het moment van het bestreden besluit in beginsel bepaalt welk recht van toepassing is, zodat niet zonder meer valt in te zien dat in dit geval het moment van de aanvraag bepalend moet zijn, geldt dat door verzoekster niet is weersproken dat het op grond van (het oude) artikel 2:28g van de APV 2021 ook mogelijk was de duur van de vergunning te beperken en dat deze zich evenmin verzette tegen de hier bepaalde duur van één jaar. Het enkele feit dat in de nieuwe APV een concretere regeling is opgenomen van de gevallen waarin een dergelijke beperking plaats kan vinden, doet hier niet aan af. Verweerder was daarom bevoegd de duur van de gevraagde vergunning te beperken.
8. De voorzieningenrechter dient verder, gelet op daarbij aan verweerder toekomende beoordelingsruimte, de bepaalde duur van de vergunning terughoudend te toetsen. De vraag die moet worden beantwoord is of verweerder in redelijkheid de duur van de vergunning heeft mogen bepalen op één jaar. Verweerder heeft in dit verband naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht vastgesteld dat verzoekster zich in het verleden meermaals niet aan de vergunningvoorschriften heeft gehouden, hetgeen een gevaar oplevert voor de openbare orde. De genoemde incidenten zien veelal op het niet tijdig of volledig melden van evenementen. De voorzieningenrechter stelt vast dat er op dit punt sprake is van een patroon. Partijen zijn daarbij verdeeld over de vraag of het niet tijdig melden van een evenement als een incident mag worden aangemerkt. Uit het dossier blijkt duidelijk dat verweerder het niet eens is met de wijze waarop door verzoekster invulling werd gegeven aan deze vergunningsvoorwaarden. Daarnaast is verzoekster meermaals aangesproken dan wel aangeschreven over het niet juist naleven van voorschriften in dat kader.