ECLI:NL:RBDHA:2025:10891

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
NL25.22902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Bulakbasar, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank heeft allereerst onderzocht of eiser procesbelang had bij het beroep. De minister had op 5 juni 2025 meegedeeld dat eiser op 27 mei 2025 met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 19 juni 2025 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar hij zich bevindt.

Op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling is het uitgangspunt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er van wordt uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de gevraagde internationale bescherming. Gezien de omstandigheden en de informatie van de gemachtigde, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22902

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Bulakbasar).

Procesverloop

Met het besluit van 20 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Verweerder heeft op 5 juni 2025 meegedeeld dat eiser volgens een melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op 27 mei 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 19 juni 2025 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser sinds het indienen van de gronden van het beroep en dat zij niet weet waar eiser op dit moment verblijft.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [1] volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte internationale bescherming in Nederland. Dit is anders als de vreemdeling contact met zijn gemachtigde onderhoudt. [2]
3. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Daarom heeft eiser geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
4. Het beroep daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 20 juni 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.