ECLI:NL:RBDHA:2025:10842
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering bevestiging optieverklaring Nederlanderschap en evenredigheid van verlies in het licht van Unierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, en de minister van Buitenlandse Zaken, vertegenwoordigd door mr. J.L.K. Hu en mr. L.H.T. Geuzendam. Eiseres, geboren in 1981 met de Turkse nationaliteit, heeft in 1996 de Nederlandse nationaliteit verkregen door naturalisatie. Na haar verhuizing naar Turkije in 2002 is zij sinds 2003 niet meer ingeschreven in Nederland. In 2023 heeft zij een optieverklaring ingediend om haar Nederlanderschap te bevestigen, maar deze is door de minister geweigerd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres haar Nederlanderschap op 20 april 2019 van rechtswege heeft verloren, omdat zij meer dan tien jaar buiten Nederland woonde en in het bezit was van een andere nationaliteit. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het verlies van het Nederlanderschap geen onevenredige gevolgen had voor eiseres vanuit het oogpunt van het Unierecht. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar het Tjebbes-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin is geoordeeld dat lidstaten de voorwaarden voor het verkrijgen en verliezen van nationaliteit mogen bepalen, mits de evenredigheid van het verlies kan worden getoetst. Eiseres heeft niet kunnen onderbouwen dat zij op het moment van verlies van haar nationaliteit gebruikmaakte van haar Unierechten, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de gevolgen voor haar familie- en gezinsleven hypothetisch waren. De rechtbank heeft de weigering van de minister om de optieverklaring te bevestigen bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.