ECLI:NL:RBDHA:2025:1070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
NL25.1467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt. De maatregel was opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie op 7 januari 2025, op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden beschouwd. Tijdens de zitting op 22 januari 2025 was eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, en een tolk was ook aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, waaronder zijn stelling dat hij vanuit België naar Nederland is overgebracht op basis van de Dublinverordening, en dat zijn identiteit en nationaliteit al bekend waren bij de autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren, en dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1467

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.M. Fikken, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1995.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder ten aanzien van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c van de Vw overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een asielaanvraag, wegens het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. Tevens heeft verweerder in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser (1°) in bewaring wordt gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn [2] , (2°) reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en (3°) op redelijke gronden kan worden aangenomen dat hij de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen. Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Verweerder heeft ter zitting de grondslag artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Vw laten vallen. Tevens heeft verweerder de zware gronden 3e en 3i en de lichte grond 4b laten vallen. De overige gronden heeft verweerder gehandhaafd.
4. Eiser betwist de zware grond 3a en stelt zich op het standpunt dat hij vanuit België naar Nederland is overgebracht op grond van de Dublinverordening. [5] Het inreizen in Nederland kan eiser dan ook niet worden tegengeworpen. Ten aanzien van de zware grond 3d voert eiser aan dat eisers identiteit en nationaliteit al bekend waren bij verweerder nu hij op grond van de Dublinverordening naar Nederland is overgedragen. Daarnaast is eerder aan eiser een Schengenvisum afgegeven. Dit betekent dat er een dossier is aangemaakt waarin ook een kopie van eisers paspoort staat.
5. Eiser is op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw in bewaring gesteld. Uit de uitspraak van de Afdeling [6] van 19 oktober 2016 [7] blijkt dat een vreemdeling krachtens artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw in bewaring kan worden gesteld als er voldoende gronden als bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb zijn om de maatregel te dragen. Met een voldoende deugdelijke motivering van het bestaan van een risico op onttrekking is volgens de Afdeling gegeven dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, omdat anders die gegevens niet zouden kunnen worden verkregen.
6. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding de gronden van de maatregel van bewaring onvoldoende te achten. Verweerder heeft de zware grond 3a terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd. Niet in geschil is dat eiser niet beschikt over een geldig reisdocument. Gelet hierop is eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland ingereisd. Daarnaast heeft eiser geen identiteitsdocumenten overgelegd om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en niet is gebleken dat eiser aantoonbare inspanningen heeft verricht om dergelijke documenten te verkrijgen, zodat ook de zware grond 3d feitelijk juist is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn ook de overige gronden feitelijk juist en voldoende toegelicht. De zware gronden zijn voldoende om aan te nemen dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toets
7. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 29 januari 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Richtlijn 2008/115/EG.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5.Verordening (EU) nr. 604/2013.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.