In deze zaak heeft eiser op 8 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote. Na het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie, heeft eiser op 2 oktober 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 18 november 2024 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen binnen acht weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn. Eiser heeft op 28 maart 2025 opnieuw beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit was overschreden. De rechtbank verklaart het opvolgende beroep gegrond en legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd bij verdere overschrijding, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eiser, begroot op € 453,50, en draagt de minister op het griffierecht van € 194,- te vergoeden.