Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder(gemachtigde: mr. J. Visschers).
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 31 januari 2025, waarin hem werd meegedeeld dat hij op basis van de Dublinverordening aan de autoriteiten van België zou worden overgedragen. Eiser had ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat op 11 februari 2025 werd toegewezen, waardoor het bestreden besluit werd geschorst en eiser de behandeling van zijn beroep in Nederland mocht afwachten.
De zitting vond plaats op 26 mei 2025, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar de gemachtigde van verweerder niet. Eiser zelf was ook niet verschenen. De rechtbank verzocht verweerder op 28 mei 2025 om schriftelijk te reageren op de besproken zaken en op de vraag over de verblijfplaats van eiser. Verweerder diende op 3 juni 2025 een schriftelijke reactie in, waarna de rechtbank het onderzoek op 6 juni 2025 sloot.
De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beantwoord of eiser procesbelang had bij het beroep. Het werd vastgesteld dat eiser en zijn gemachtigde sinds de opheffing van de maatregel van bewaring geen contact meer hadden gehad. De gemachtigde was niet op de hoogte van de huidige verblijfplaats van eiser, en verweerder had ook geen informatie over zijn verblijfplaats. De rechtbank concludeerde dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de inhoudelijke behandeling van zijn beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.