ECLI:NL:RBDHA:2025:10542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
NL:TZ:2500352:R-RK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening ex art. 287b lid 1 Fw in verband met dreigende woningontruiming

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], op 5 juni 2025 een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een voorlopige voorziening te treffen in verband met een dreigende woningontruiming door verweerster, Stichting Staedion. De ontruiming was gepland op dezelfde dag, en verzoekers vreesden voor hun woonsituatie, vooral omdat zij met drie minderjarige kinderen in de woning wonen. De rechtbank heeft op 2 juni 2025 al een tussenvonnis uitgesproken waarin verweerster werd verboden om de woning te ontruimen totdat er een eindbeslissing op het verzoek van verzoekers was genomen.

Tijdens de zitting op 5 juni 2025, waar verzoekers bijgestaan werden door hun advocaat, werd het verzoek tot voorlopige voorziening behandeld. De gemachtigde van verweerster was niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers zich in een bedreigende situatie bevonden en dat zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de huur voor de komende maanden tijdig kan worden betaald. Verzoeker heeft een vast inkomen en er zijn stappen ondernomen om de financiële situatie te verbeteren, waaronder het aanvragen van budgetbeheer.

De rechtbank heeft besloten om het verzoek tot voorlopige voorziening gedeeltelijk toe te wijzen voor de duur van drie maanden, zodat verzoekers de gelegenheid krijgen om hun financiële situatie verder op orde te krijgen en een regeling met hun schuldeisers te treffen. De rechtbank heeft daarbij de voorwaarde gesteld dat de lopende huurtermijnen op tijd worden betaald. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Insolventie
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rekestnummer: NL:TZ:2500352:R-RK
vonnis op grond van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet van 5 juni 2025
In de zaak van
[verzoeker] en [verzoekster],
wonende te [adres] ,
[postcode] [plaats] ,
verzoekers,
advocaat: mr. M.A. López Gonzalez,
tegen
Stichting Staedion,
gevestigd te Den Haag,
verweerster,
gemachtigde: Flanderijn Gererechtsdeurwaarders.
Waar deze zaak over gaat
Op 5 juni 2025 wilde verweerster de woning van [verzoeker] en [verzoekster] ontruimen. Hierdoor is voor hen een bedreigende situatie ontstaan. [verzoeker] en [verzoekster] hebben de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de woningontruiming voor zes maanden wordt verboden. De rechtbank wijst dat verzoek (gedeeltelijk) toe en legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt informatie over het verloop van de procedure tot nu toe.

1.De procedure

1.1.
Op 27 mei 2025 hebben [verzoeker] en [verzoekster] gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij hebben [verzoeker] en [verzoekster] ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.2.
Het verzoek houdt in dat verweerster wordt verboden om de woning aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [plaats] te ontruimen. [verzoeker] en [verzoekster] huren deze woning van verweerster. De ontruiming stond gepland op 5 juni 2025.
1.3.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 2 juni 2025 verweerster verboden de woning te ontruimen totdat op het verzoek van [verzoeker] en [verzoekster] een eindbeslissing is genomen.
1.4.
Het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 5 juni 2025. Op deze zitting verschenen [verzoeker] en [verzoekster] , bijgestaan door hun advocaat.
1.5.
De gemachtigde van verweerster is opgeroepen voor de zitting, maar is niet verschenen. Evenmin heeft zij schriftelijk haar standpunt aan de rechtbank kenbaar gemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
In geval van een bedreigende situatie, zoals een gedwongen woningontruiming, biedt de wet de mogelijkheid om die bedreiging tijdelijk op te schorten, zodat de verzoekers in staat zijn het minnelijk traject voort te zetten. Zij kunnen dan met hun schuldeisers een regeling voor hun schulden proberen te bereiken en worden in die periode dan niet gehinderd door (executie)maatregelen. Voorwaarde is wel dat is gestart met het minnelijk traject. Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken blijkt dit het geval te zijn. [verzoeker] en [verzoekster] hebben zich in augustus 2024 gemeld bij het kantoor van hun advocaat met het verzoek geholpen te worden met hun schuldenproblematiek. Sindsdien is er een goed beeld van de uitgaven en de schuldensituatie. De schuldeisers van [verzoeker] zijn reeds aangeschreven en kunnen op korte termijn een voorstel verwachten. Het is enkel nog wachten op de beslissing van de gemeente over de (eventuele) toekenning van een Bbz-krediet. Daarmee kan [verzoeker] namelijk een hoger aanbod doen aan zijn schuldeisers. Daarnaast wordt er gewerkt aan het verbeteren van de inkomenssituatie van [verzoekster] .
2.2.
[verzoeker] en [verzoekster] hebben belang bij behoud van hun woning, waar zij met hun drie minderjarige kinderen wonen. Op die manier krijgen zij de gelegenheid om vanuit een stabiele woonsituatie verder aan een oplossing voor hun schuldenproblematiek te werken. Bij de huidige stand van zaken is voldoende aannemelijk dat de huur voor de komende maanden (tijdig) kan en zal worden betaald. [verzoeker] werkt in loondienst en ontvangt maandelijks ruim
€ 3.500 aan netto-inkomen. Daarnaast heeft hij nog een eigen onderneming. [verzoekster] werkt momenteel niet, maar solliciteert actief. Met het inkomen van [verzoeker] kan betaling van de lopende huurtermijnen voldoende worden gegarandeerd. Bovendien hebben [verzoeker] en [verzoekster] zich onlangs aangemeld voor budgetbeheer vanuit de gemeente Den Haag, dat binnenkort zal starten. Vanaf dat moment zal de budgetbeheerder zorg dragen voor betaling van de vaste lasten, waaronder de huur. Onder deze omstandigheden dienen naar het oordeel van de rechtbank de belangen van [verzoeker] en [verzoekster] thans zwaarder te wegen dan het belang van verweerster om haar vordering betaald te krijgen.
2.3.
De rechtbank zal [verzoeker] en [verzoekster] daarom in de gelegenheid stellen om het minnelijk traject voort te zetten om hun financiële situatie verder op orde te krijgen en met de schuldeisers, waaronder verweerster, een regeling te treffen. Dit onder de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen (op tijd) worden betaald. De advocaat, en tevens schuldhulpverlener, van [verzoeker] en [verzoekster] heeft op de zitting te kennen gegeven dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject binnen vier maanden kan worden voltooid. Gezien het feit dat reeds tien maanden zijn verstreken, zal de rechtbank de voorlopige voorziening toewijzen voor de duur van drie maanden.
2.4.
[verzoeker] en [verzoekster] hebben ook een WSNP-verzoek ingediend. Op het WSNP-verzoek kan nog niet worden beslist, omdat het minnelijk traject nog niet is afgerond. De wet schrijft voor dat de schuldhulpverlener uiterlijk vier weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt aan de rechtbank (artikel 287b lid 6 Fw). Na ontvangst van dit verslag en een compleet WSNP-verzoek zal de behandeling van dat verzoek worden ingepland.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • verbiedt Stichting Staedion tot ontruiming van de woning op het adres [adres] te ( [postcode] ) [plaats] over te gaan;
  • bepaalt dat deze voorziening slechts geldt onder de voorwaarde dat
  • bepaalt dat deze voorziening geldt totdat de uitspraak op het WSNP-verzoek in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt na verloop van
drie maanden,gerekend vanaf
2 juni 2025
- bepaalt dat uiterlijk vier weken voor voornoemde datum door de schuldhulpverlener verslag zal worden uitgebracht als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw.
Dit is de beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met M.Y.P.M. Zeeman, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.