ECLI:NL:RBDHA:2025:10522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
C/09/681076 / FT RK 25/205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot opleggen van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeisers, [bedrijfsnaam] en ABN AMRO Bank N.V. [verzoeker] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 24.277,34. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers voor kwijtschelding van hun vorderingen, maar dit voorstel is door enkele schuldeisers niet aanvaard. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] om het akkoord dwingend op te leggen afgewezen, omdat het voorstel niet het maximaal haalbare is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Den Haag en dat het voorstel goed gedocumenteerd is. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat [verzoeker] niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet meer kan bieden dan het nulaanbod. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat [verzoeker] in staat is om zijn inkomenssituatie te verbeteren, wat de weigering van de schuldeisers om in te stemmen met het aanbod rechtvaardigt. Het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) zal in een apart vonnis worden behandeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/681076 / FT RK 25/205
vonnis van 10 april 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [verzoeker] ,
tegen
[bedrijfsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en
ABM AMRO Bank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna gezamenlijk: verweersters.
Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel aan zijn schuldeisers gedaan tegen kwijtschelding van hun vorderingen, waarbij geen uitdeling aan zijn schuldeisers zal plaatsvinden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft [verzoeker] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
[verzoeker] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 24.277,34 aan zeven schuldeisers. Het is [verzoeker] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 19 februari 2025 een schuldregeling aangeboden. Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang en aan de gewone schuldeisers een uitkering van 0% wordt aangeboden, tegen kwijtschelding van hun vorderingen (een zogeheten nulaanbod).
1.2.
[bedrijfsnaam] is niet akkoord gegaan met dit voorstel. [verzoeker] heeft een schuld aan [bedrijfsnaam] van € 6.222,-, dat is 25,63% van de totale schuldenlast.
1.3.
ABN AMRO N.V. is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. [verzoeker] heeft een schuld aan ABM AMRO N.V. van € 4.706,04, dat is 19,38% van de totale schuldenlast.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] op 28 februari 2025 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank verweersters dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van [verzoeker] zijn behandeld op de zitting van 3 april 2025. Op deze zitting verschenen:
- [verzoeker] , vergezeld door [naam 1] , vriend (en tolk),
- [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , schuldhulpverleners van de gemeente Den Haag.
2.2.
Verweersters zijn opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
[verzoeker] stelt dat het onredelijk is dat verweersters het aanbod niet aanvaarden. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
Verweersters stemmen niet in met de aangeboden schuldregeling, maar hebben de rechtbank niet inhoudelijk medegedeeld waarom zij niet instemmen. Voor zover de rechtbank uit het verzoekschrift en de stukken kan opmaken, lijkt de reden van weigering met de instemming van het voorstel van ABN AMRO N.V. dat niet duidelijk naar voren komt of sprake is van ontheffing van de sollicitatieplicht.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen afwijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarde, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.3.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.4.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeisers en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier niet op zijn plaats is.
[verzoeker] heeft niet het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.5.
De aangeboden buitengerechtelijke schuldregeling bestaat uit een ‘nulaanbod’. Bij het bepalen van de hoogte van het aangeboden percentage is uitgegaan van het huidige inkomen van [verzoeker] dat bestaat uit een Participatiewet-uitkering. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende duidelijk dat het voorliggende bod het uiterste is waartoe [verzoeker] financieel is staat kan worden geacht. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [verzoeker] momenteel de genoemde uitkering heeft en de afgelopen periode niet aantoonbaar (voldoende) heeft gesolliciteerd naar een betaalde baan. [verzoeker] kan volgens een Sociaal Medisch Advies van 5 augustus 2024 op dit moment 32 uur per week werken en op de langere termijn is volledig herstel mogelijk. [verzoeker] moet dus in staat geacht worden zijn inkomenssituatie te kunnen verbeteren; ook indien daarmee het minimumloon wordt verdiend, zal dan – mede gelet op het berekende vrij te laten bedrag – op de schulden kunnen worden afgelost. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de schuldeisers die niet met het nulaanbod hebben ingestemd – die een fors deel van de schuldenlast vertegenwoordigen en die in beginsel recht hebben op integrale betaling van hun vordering – in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Het verzoek zal worden afgewezen.
Op het WSNP-verzoek wordt in een apart vonnis beslist
4.6.
[verzoeker] heeft ook een verzoek gedaan om te worden toegelaten tot de WSNP als het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt afgewezen. De rechtbank zal op dat verzoek in een apart vonnis beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord af.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met M.Y.P.M. Zeeman, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan verzoeker gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag. Dit kan alleen indien het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ook door de rechtbank is afgewezen en verzoeker tegelijk hoger beroep instelt tegen die afwijzing (art. 292 lid 3 Fw).