ECLI:NL:RBDHA:2025:10500
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 22 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Tevens werd aan de eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser heeft op 31 oktober 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft in overweging genomen dat eiser op 13 november 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien niet meer is verschenen. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat hij niet op de hoogte was van de vertrekmelding en dat hij recent nog contact had gehad met eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep, aangezien hij kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht in Nederland.
Op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, concludeert de rechtbank dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 mei 2025.