ECLI:NL:RBDHA:2025:1048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
NL25.275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij minderjarig is en dat hij in Spanje geen deugdelijke opvang heeft gehad. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet geldt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen asielaanvraag in Spanje heeft ingediend en dat hij geen relevante ervaringen heeft die zijn stelling onderbouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de door eiser overgelegde documenten niet voldoende zijn om zijn minderjarigheid aan te tonen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.275

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. In zijn inleidend beroepschrift van 3 januari 2025 is vermeld dat eiser is geboren op [datum ] 2003 en de Algerijnse nationaliteit heeft. In zijn beroepsgronden van 9 januari 2025 stelt hij dat hij op [datum ] 2008 is geboren. Op 10 november 2024 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Uit Eurodac blijkt dat eiser op 10 juli 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. Dit vond plaats minder dan twaalf maanden vóórdat eiser zijn asielaanvraag in Nederland indiende. Verweerder heeft op 20 november 2024 de Spaanse autoriteiten verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening. [2] Spanje heeft dit verzoek op 29 november 2024 aanvaard.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en beroept zich daarvoor op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ten aanzien van Spanje kan hier niet vanuit worden gegaan. Eiser heeft geen deugdelijke opvang en voorzieningen gehad in Spanje. Voorts is niet gebleken dat de Spaanse autoriteiten over zijn gegaan tot de behandeling van eisers asielaanvraag. Ten onrechte heeft verweerder geen nader onderzoek gedaan naar de gestelde minderjarigheid van eiser, nu eiser een geboorteakte heeft overgelegd waaruit zijn minderjarigheid blijkt. Dat eiser een andere leeftijd heeft opgegeven in een proces-verbaal maakt dit niet zijn daadwerkelijke leeftijd, ook de enkele kopie van een paspoort in de telefoon van eiser is daartoe ontoereikend. Op grond van zijn bijzondere omstandigheden mag ook niet worden verwacht dat hij wordt overgedragen aan Spanje op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Hij heeft geen deugdelijke opvang en voorzieningen gehad tijdens zijn verblijf in Spanje. Eiser vreest dat na overdracht aan Spanje zijn asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het is niet in geschil dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
5. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geoordeeld in haar uitspraak van 24 juni 2024. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet vanuit kan worden gegaan. Eiser is hier niet in geslaagd. Allereerst wordt opgemerkt dat eiser geen ervaringen heeft met de asielprocedure in Spanje, nu hij geen asielaanvraag in dat land heeft ingediend. Eiser zal nu worden overgedragen aan Spanje als Dublinclaimant. De Spaanse autoriteiten hebben met het aanvaarden van het overnameverzoek gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Als eiser problemen ervaart tijdens zijn asielprocedure, is het aan hem om hierover bij de (hogere) Spaanse autoriteiten te klagen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten voor hem onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. Uit de verklaringen van eiser blijkt overigens dat eiser opvang heeft gehad bij het Rode Kruis en hier zelfstandig is vertrokken na drie dagen.
6. Verweerder is in het bestreden besluit voldoende ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd ten aanzien van zijn gestelde minderjarige leeftijd. Daarbij heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de zienswijze niet leidt tot de conclusie dat eiser minderjarig is. De door eiser overgelegde geboorteakte is geen origineel document. Ook voldoet de geboorteakte niet aan de voorwaarden van een identiteitsdocument, nu deze een goed lijkende pasfoto moet bevatten. [4] Eiser heeft verder geen ander identificerend document overgelegd waaruit zijn gestelde minderjarige leeftijd blijkt. Bovendien heeft eiser zelf verklaard dat zijn geboortedatum [datum ] 2003 is [5] . Ook in het inleidend beroepschrift dat is ingediend namens eiser staat dat hij is geboren op [datum ] 2003. Bovendien staat eiser met deze geboortedatum in Eurodac geregistreerd. Gelet op het voorgaande mocht verweerder stellen dat eiser is geboren op [datum ] 2003. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
7. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening heeft verweerder een discretionaire bevoegdheid. Hierin is bepaald dat in afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening elke lidstaat kan besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. Verweerder maakt hier terughoudend gebruik van, namelijk in situaties waarin overdracht getuigt van onevenredige hardheid. [6]
8. Er zijn door eiser geen bijzondere individuele omstandigheden aangevoerd, anders dan de omstandigheden die verweerder heeft overwogen ten aanzien van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigt. Verweerder hoefde daarom deze ervaringen niet opnieuw te beoordelen in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2024. [7] Verweerder heeft in het voornemen gemotiveerd waarom geen toepassing wordt gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De enkele stelling van eiser in beroep dat hij na overdracht aan Spanje geen deugdelijke opvang of voorzieningen krijgt is in dit verband onvoldoende. In de door eiser aangedragen omstandigheden heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven zien om het verzoek van eiser onverplicht aan zich te trekken. Bovendien heeft eiser in het Dublin aanmeldgehoor verklaard geen bezwaren te hebben tegen overdracht aan Spanje.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
4.Op grond van paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
5.Proces-verbaal van verhoor d.d. 10 november 2024, p. 2.
6.Hoofdstuk C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.