In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs behandeld. Eiser was op 26 augustus 2023 aangehouden door de politie, waarbij een ademtest een alcoholgehalte van 1005 µg/l aantoonde. De korpschef meldde een vermoeden van ongeschiktheid van eiser om te rijden, wat leidde tot een psychiatrisch onderzoek door psychiater [naam 1]. Deze stelde alcoholmisbruik vast, wat de basis vormde voor de ongeldigverklaring van het rijbewijs door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser voerde aan dat het rapport van de psychiater onzorgvuldig was en dat er geen wetenschappelijke onderbouwing was voor de verhoogde alcoholtolerantie die in het rapport werd genoemd.
De rechtbank oordeelde dat verweerder zich niet op het rapport van [naam 1] had mogen baseren, omdat het rapport inhoudelijk tegenstrijdig en onzorgvuldig was. De rechtbank concludeerde dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet gerechtvaardigd was en herstelde de situatie door het primaire besluit te herroepen. Eiser had inmiddels weer een rijbewijs ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat hij procesbelang had behouden, gezien de kosten die hij had gemaakt en de noodzaak van een keuring na een jaar. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder de proceskosten van eiser moest vergoeden.