ECLI:NL:RBDHA:2025:10416

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
24-27873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennisgeving wijziging identiteitsgegevens en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de kennisgeving wijziging van haar identiteitsgegevens behandeld. Eiseres, een minderjarige uit Eritrea, heeft op 5 april 2024 een asielaanvraag ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft haar aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van de minister, maar de minister heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, stellende dat de kennisgeving geen zelfstandig appellabel besluit is. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat de kennisgeving geen appellabel besluit is. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij door de kennisgeving rechtstreeks in haar belangen is getroffen. De rechtbank wijst erop dat de kennisgeving geen gevolgen heeft voor de asielprocedure van eiseres, omdat zij in de Dublinprocedure al haar minderjarigheid heeft ingeroepen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt en bekendgemaakt op 4 juni 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.27873
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),

en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over het bestreden besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van eiseres tegen de kennisgeving wijziging identiteitsgegevens (hierna: de kennisgeving). De minister heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de kennisgeving geen zelfstandig appellabel besluit is. Eiseres is het hier niet mee eens. Eiseres voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het standpunt van de minister juist is. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

Dublinprocedure
3. Eiseres heeft op 5 april 2024 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 18 november 2024 heeft de minister de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling
genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Tegen dat besluit heeft eiseres beroep ingesteld in de zaak NL24.45396. In die beroepsprocedure heeft eiseres gesteld dat zij [A] heet, uit Eritrea komt, in 2007 is geboren en minderjarig is. Eiseres heeft verder gesteld dat de persoonsgegevens op het paspoort waarmee het EU-visum is aangevraagd en die volgen uit het EU-Vis onjuist zijn en dat zij niet [eiseres] heet, niet op [1983] is geboren en ook niet de Nigeriaanse nationaliteit heeft.
4. Bij uitspraak van 12 december 2024 van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, is dit beroep van eiseres ongegrond verklaard, welke uitspraak in hoger beroep (202407763-1
V2) is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bij uitspraak van 28 januari 2025.
5. Op de zitting heeft de minister aangegeven dat er inmiddels een nationale asielprocedure loopt voor eiseres, omdat eiseres in het kader van de Dublinprocedure niet binnen de overdrachtstermijn is overgedragen aan de Franse autoriteiten.
Procedure wijziging identiteitsgegevens
6. Eiseres heeft ook bij brief van 16 mei 2024 de minister verzocht om haar geboortedatum en nationaliteit te wijzigen. De minister heeft het verzoek bij kennisgeving van 22 mei 2024 afgewezen en het daartegen gerichte bezwaar bij besluit van 14 juni 2024 (het bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de minister is deze kennisgeving geen zelfstandig appellabel besluit. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
7. Bij bericht van 3 februari 2025 heeft de rechtbank partijen gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 28 januari 2025 in de Dublinprocedure van eiseres en op de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:5256) en hen verzocht aan te geven hoe het beroep zich verhoudt tot deze uitspraken.
8. Met de brief van 4 februari 2025 heeft eiseres laten weten dat zij haar beroep handhaaft en toegelicht waarom.
9. De minister heeft op het beroep van eiseres en het verzoek van de rechtbank gereageerd met een verweerschrift.
10. De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Als tolk is verschenen: A. Hagos.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling griffierecht
11. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. Eiseres heeft voldoende aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiseres daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
Heeft de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
12. Eiseres stelt dat de minister ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De kennisgeving is volgens eiseres een besluit dat gericht is op rechtsgevolgen en appellabel is. Eiseres stelt dat zij hierdoor rechtstreeks in haar belang is getroffen, omdat zij er bijzonder belang bij heeft om tijdens haar asielprocedure als minderjarige te worden behandeld. Als minderjarige heeft eiseres recht op opvang in een minderjarigenlocatie, begeleiding door een voogd, toegang tot onderwijs en de mogelijkheid om een zorgverzekering af te sluiten en nareis aan te vragen. Eiseres stelt ook dat zij rechtstreeks in haar belang is getroffen, omdat zij door de Dublinprocedure langer in onzekerheid verkeert, terwijl zij als alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) in beginsel niet overgedragen kan worden aan een andere lidstaat en zo snel mogelijk duidelijk moet hebben over de
verblijfsstatus. In de Dublinprocedure van eiseres is maar beperkt gekeken naar de leeftijdswijziging. Verder voert eiseres aan dat de rechten van het kind niet voldoende gewaarborgd worden als er geen effectief rechtsmiddel openstaat tegen de kennisgeving. Eiseres wijst hierbij onder meer op het arrest [B] en [C] tegen Italië van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 21 juli 2022 (ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUDO00579717). Volgens eiseres is de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024 niet in lijn met de jurisprudentie van het EHRM.
13. De rechtbank overweegt het volgende. De Afdeling heeft in de bovengenoemde uitspraak van 18 december 2024 geoordeeld dat de kennisgeving een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is echter een niet appellabele beslissing in de zin van artikel 6:3 van de Awb. Dit betekent dat de kennisgeving niet vatbaar is voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belangen treft. De rechtbank volgt de Afdeling hierin.
13. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij los van het voor te bereiden besluit door de kennisgeving rechtstreeks in haar belang is getroffen. De door eiseres naar voren gebrachte belangen betreffen iedere vreemdeling die stelt minderjarig te zijn en zijn niet concreet gemaakt of toegesneden op haar persoonlijke situatie. Wat betreft de mogelijkheid om nareis aan te vragen, verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 5.2 van de Afdelingsuitspraak, waarin is overwogen dat de kennisgeving ook geen gevolgen heeft voor een eventuele nareisprocedure van de vreemdeling. Een vreemdeling kan namelijk op het moment dat de minister een asielvergunning verleent, opkomen tegen de geboortedatum waar de minister in die asielvergunning van uitgaat.
13. De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres ook niet rechtstreeks in haar belangen is getroffen vanwege het doorlopen van de Dublinprocedure. De rechtbank verwijst ook hiervoor naar wat in rechtsoverweging 5.2 van de uitspraak van de Afdeling is overwogen. Anders dan eiseres stelt, is de leeftijdsregistratie ook uitgebreid betrokken in haar Dublinprocedure. In de Dublinprocedure heeft eiseres expliciet een beroep gedaan op haar gestelde minderjarigheid. De rechtbank heeft in de uitspraak van 12 december 2024 overwogen dat de minister mag uitgaan van de persoonsgegevens van eiseres die uit EU-Vis blijken. De rechtbank heeft daartoe (onder meer) overwogen dat eiseres geen identiteitsdocumenten heeft overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat de in EU-Vis vastgestelde gegevens onjuist zijn en dat de verklaringen van eiseres onvoldoende zijn om voorbij te gaan aan de EU-Vis registratie. De stelling van eiseres dat zij door de Dublinprocedure langer in onzekerheid verkeert is gelet op het voorgaande geen grond om aan te nemen dat zij door de kennisgeving rechtstreek in haar belang is getroffen.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres evenmin toegelicht waarom de rechten van het kind niet voldoende zijn gewaarborgd, als er geen effectief rechtsmiddel openstaat tegen de kennisgeving. Hiertoe overweegt de rechtbank dat eiseres kan opkomen tegen de vastgestelde leeftijd als eenmaal een besluit op haar asielaanvraag is genomen. Tegen dit besluit kan eiseres in beroep en hoger beroep opkomen, ook als de asielaanvraag is ingewilligd en eiseres alleen wenst op te komen tegen de vastgestelde leeftijd. In lijn met de Afdelingsuitspraak van 18 december 2024 is de rechtbank daarom van oordeel dat eiseres op dit punt niet rechtstreeks in haar belangen wordt getroffen. In wat eiseres in algemene termen heeft aangevoerd over de jurisprudentie van het EHRM en het arrest [B] en
[C] tegen Italië ziet de rechtbank ook geen concrete grond om af te wijken van het door de Afdeling gegeven oordeel.
17. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister het bezwaar van eiseres tegen de kennisgeving wijziging identiteitsgegevens terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. F.J. Attema, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juni 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.