6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belaging van [naam] en vernieling van de ruit van haar voordeur. Zo heeft hij zich in deze periode, soms wel dagelijks, in de buurt van haar woning begeven en dreigende, intimiderende brieven achtergelaten in haar brievenbus en voicemailberichten ingesproken. Ook heeft hij personen in haar directe omgeving benaderd en gesproken over [naam] . Dit terwijl de verdachte wist dat zij op geen enkele wijze contact met hem wilde. Tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is de verdachte door de rechtbank ook een gebiedsverbod en een contactverbod met de aangeefster opgelegd. Tot twee keer toe heeft de verdachte zijn schorsingsvoorwaarden overtreden door toch weer contact te zoeken met aangeefster en zich te begeven rondom haar woning. Daarbij komt ook dat, terwijl verdachte in een schorsing liep, hij de ruit van de voordeur van [naam] heeft vernield. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Dat de feiten een flinke impact hebben gehad op [naam] is wel gebleken uit de slachtofferverklaring die op zitting door haar is voorgelezen. Hieruit blijkt dat [naam] zich nog steeds onveilig voelt en dat zij veel angst heeft overgehouden aan de gebeurtenissen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 april 2025, waaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder op 11 juni 2024 voor drie bedreigingen en de mishandeling van een verbalisant. De verdachte heeft hiervoor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen. De verdachte heeft onderhavige feiten gepleegd terwijl hij voor de laatste veroordeling nog in een proeftijd liep. Dit alles heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw dergelijke misdrijven te plegen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee bij de strafbepaling.
Oplegging van de maatregel
De maatregel van terbeschikkingstelling kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Voor oplegging van de maatregel is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Dat advies mag kort gezegd niet meer dan een jaar oud zijn, tenzij het openbaar ministerie en de verdachte instemmen met gebruik van een ouder advies (artikel 37a, derde lid, Sr). Indien de verdachte zijn medewerking aan een onderzoek door gedragsdeskundigen heeft geweigerd, vervalt voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling de eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek. Dit neemt niet weg dat vereist blijft dat vastgesteld moet worden dat sprake is van een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Zonder deze vaststelling is oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling niet mogelijk. Bevolen kan worden dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist (artikel 37b, eerste lid, Sr).
De rapportages
De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan de dubbelrapportage, uitgevoerd door A.C. Hoek, psychiater en L. Stam, psycholoog. Nadat een vordering van de officier van justitie tot observatie in het Pieter Baan Centrum door de rechtbank is afgewezen, is uiteindelijk een rapport opgesteld door M. Hulshof, gz-psycholoog, gedateerd 2 mei 2025. Deze psycholoog concludeert dat bij de verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, ADHD, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in alcoholgebruik.
De psycholoog licht toe dat de verdachte, voortkomend uit de aanwezige psychopathologie, impulsief kan reageren, geen rekening houdt met de grenzen van de ander en niet gevoelig is voor strafrechtelijke consequenties. Er is sprake van beperkte innerlijke remmingen. De verdachte staat niet stil bij de consequenties van zijn gedragingen en dit besef komt pas op momenten dat hij zich in een gestructureerde setting begeeft. Hij belooft op zulke momenten beterschap, maar bij het wegvallen van de structuur, beklijft dit niet. De verdachte heeft moeite met het behouden van zijn zelfcontrole en beschikt over onvoldoende innerlijke
remmingen en verliest snel het overzicht in situaties. Zodra hij middelen tot zich neemt, worden deze beperkingen in negatieve zin versterkt. De psycholoog adviseert om betrokkene het tenlastegelegde feit -indien bewezen- op basis van de aanwezige pathologie in een verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog schat het recidiverisico, het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden hoog in. Vanwege de forse problematiek, het gebrek aan probleembesef, het beperkt ziekte-inzicht en de beperkte responsiviteit wordt ingeschat dat een langdurende behandeling noodzakelijk is. Een kader met voorwaarden wordt niet afdoende geacht, omdat de verdachte vanuit zijn stoornis en gebrek aan ziektebesef en -inzicht niet in staat wordt geacht zich aan de voorwaarden te houden. Gezien de stoornissen, het hoge recidiverisico, de noodzaak voor afwending van het maatschappelijke gevaar en de noodzaak tot waarborging van de klinische behandeling, wordt het kader van de tbs-maatregel met dwangverpleging geadviseerd.
Het oordeel van de rechtbank over de toerekenbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de psycholoog op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de bevindingen van de psycholoog worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusie uit het Pro Justitia rapport over en legt die ten grondslag aan haar beslissing over de toerekenbaarheid van de feiten aan de verdachte. De rechtbank stelt vast dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens en rekent de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toe aan de verdachte.
Het rapport van de reclassering
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 16 mei 2025, waarin de rapporteur concludeert dat sprake is van een hoog recidiverisico. De reclassering adviseert om geen kader met voorwaarden op te leggen, omdat dit niet haalbaar is en niet zal bijdragen aan een totstandkoming van een langdurige gedragsverandering dan het verkleinen van het hoge recidiverisico. Tbs met voorwaarden vraagt een proactieve houding waarbij iemand laat zien dat er sprake is van probleeminzicht en dat hij in staat is zich aan afspraken en voorwaarden te houden. Hiervan is bij de verdachte geen sprake. Uit het onderzoek van de reclassering komt naar voren dat de enige manier om de hoge kans op recidive en daarmee de hoge kans op letsel en gevaar te kunnen verkleinen, is het volgen van een langdurige klinische behandeling binnen een kliniek met een hoog beveiligingsniveau. Verder adviseert de reclassering een contact- en gebiedsverbod als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen voor de duur van vijf jaren en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Ook adviseert de reclassering het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.
De tbs-maatregel
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat bij de verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten ziekelijke stoornissen van de geestvermogens bestonden en dat deze stoornissen ook nu nog bestaan. Uit voormelde adviezen leidt de rechtbank af dat die stoornissen een hoog recidiverisico met zich brengen en dat, teneinde dat risico te verminderen, langdurige en intensieve behandeling van de verdachte noodzakelijk is. De vraag is in welk kader die behandeling moet plaatsvinden. De psycholoog en de reclassering hebben gemotiveerd uiteengezet waarom een kader met voorwaarden niet volstaat. De rechtbank volgt hun conclusies op dat punt. Daarmee komt oplegging van de tbs-maatregel in beeld.
Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de tbs-maatregel is naar het oordeel van rechtbank voldaan, nu tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en deze feiten misdrijven betreffen als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2°, Sr. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist bovendien het opleggen van de tbs-maatregel. Daartoe is redengevend hetgeen de psycholoog naar voren heeft gebracht over de stoornissen van de verdachte en hoe die hebben bijgedragen tot de thans bewezen verklaarde feiten. Het risico op herhaling en letsel is hoog. Het is daarom onverantwoord om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Daaraan doet niet af dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij nu echt zal ophouden contact te zoeken met [naam] . Ook als de verdachte dat zou menen, is de kans reëel dat zijn stoornissen maken dat hij toch weer zal terugvallen in delictgedrag. De verdachte heeft al eerder dergelijke uitspraken gedaan, maar heeft daarna toch twee keer gerecidiveerd tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel noodzakelijk is.
De verdediging heeft weliswaar verzocht om aanhouding van de zaak om onderzoek te laten doen naar de eventuele mogelijkheden naar een kader met voorwaarden, maar de rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat zij de conclusies van de psycholoog en de reclassering onderschrijft dat de verdachte zich niet aan voorwaarden kan houden gelet op zijn ziektebeeld.
De rechtbank acht zich, gelet op de voorhanden zijnde rapportages, voldoende geïnformeerd en acht het dan ook niet noodzakelijk om de psycholoog als deskundige te laten horen.
Er resteert daarom geen andere mogelijkheid dan de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging. Gelet op de noodzaak van een klinische behandeling, die niet in een ander kader kan plaatsvinden, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege.
De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Duur van de tbs-maatregel
Op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr gaat de totale duur van de tbs-maatregel een periode van vier jaren niet te boven, tenzij de tbs-maatregel is opgelegd ter zake een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de in deze zaak bewezen verklaarde feiten niet als zodanig kunnen worden aangemerkt. Belaging kan, evenals bedreiging, niet zonder meer worden aangemerkt als een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dat kan onder omstandigheden anders zijn. In deze zaak zijn er alleen verbale en schriftelijke bedreigingen geuit. Van een fysieke aanranding door verdachte is in deze zaak geen sprake geweest. Gelet op deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake was van een misdrijf dat gericht was tegen, of gevaar veroorzaakte voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. Hieruit volgt dat er in de onderhavige zaak sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling en dat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar niet te boven mag gaan.
Gevangenisstraf
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking het feit dat de verdachte tijdens zijn voorlopige hechtenis verder is gegaan met het benaderen van [naam] en het hem daarbij opgelegde contact- en locatieverbod herhaaldelijk heeft genegeerd. In strafverlagende zin houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekenbaarheid. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend en geboden. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank is van oordeel dat het voorkomen van recidive in deze zaak van groot belang is. Hieraan kan oplegging van een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding als bedoeld in artikel 38z Sr bijdragen. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich na de tbs-maatregel aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht van de reclassering, zodat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De tbs-maatregel wordt gelast en de oplegging van de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Ook na afloop van de tbs-maatregel kan de noodzaak voor die maatregel nog bestaan, zeker nu de psycholoog stelt dat een langdurige behandeling noodzakelijk is en sprake is van een gemaximeerde tbs. De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
De rechtbank zal ook een maatregel ex artikel 38v Sr opleggen ter beveiliging van [naam] en ter voorkoming van strafbare feiten door de verdachte. Deze maatregel bestaat uit een contact- en gebiedsverbod, inhoudende dat de verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze contact mag opnemen of hebben met [naam] en zich niet zal ophouden in een straal van 500 meter rondom haar woonadres. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van veertien dagen, met een maximum van zes maanden. De rechtbank houdt er ernstig rekening mee dat de verdachte zich jegens aangeefster belastend zal blijven gedragen en wederom een strafbaar feit zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.