ECLI:NL:RBDHA:2025:1033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
C/09/670615 / KG RK 24-1130
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot geheimhouding van rechtsoverwegingen in kort geding vonnis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure van Thyssenkrupp Marine Systems GmbH (TKMS) tegen de Griffier van de Rechtbank Den Haag. TKMS verzocht om geheimhouding van bepaalde rechtsoverwegingen uit een eerder vonnis in kort geding, gewezen op 24 juli 2024, waarin TKMS betrokken was bij een geschil over de gunning van een contract voor onderzeeboten door de Staat der Nederlanden. De voorzieningenrechter oordeelde dat artikel 29 Rv, dat de openbaarheid van uitspraken regelt, niet analoog kan worden toegepast in deze situatie. De Griffier had het vonnis integraal gepubliceerd, en TKMS had geen recht op verzet tegen deze publicatie. De voorzieningenrechter verklaarde TKMS niet-ontvankelijk in haar verzoek, omdat de wetgever geen mogelijkheid voor verzet heeft voorzien in gevallen zoals deze. De uitspraak benadrukt het belang van openbaarheid in de rechtspraak en de rol van de Griffier in het afwegen van belangen bij publicatie van vonnissen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/670615 / KG RK 24-1130
Beschikking van de voorzieningenrechter van 29 januari 2025
in de zaak van
THYSSENKRUPP MARINE SYSTEMS GMBHte Kiel, Duitsland,
verzoekster,
advocaat mr. B. Nijhof te Eindhoven,
tegen
DE GRIFFIER VAN DE RECHTBANK DEN HAAGte Den Haag,
verweerster.
Partijen worden hierna ‘TKMS’ en ‘de Griffier’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 2 augustus 2024 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen 1 t/m 9;
  • het verweerschrift van 12 november 2024;
  • de brief van TKMS van 19 november 2024, waarbij TKMS haar verzoek deels heeft ingetrokken;
  • de brief van de Griffier van 22 november 2024;
  • de namens TKMS overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Omdat de griffier van deze rechtbank partij is, heeft de behandeling van het verzoekschrift ter vermijding van elke mogelijke schijn van het ontbreken van onpartijdigheid plaatsgevonden door een rechter uit een andere rechtbank (te weten die van Amsterdam, van rechtswege rechter-plaatsvervanger in elke andere rechtbank van het land).
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 27 november 2024. De behandeling heeft op verzoek van TKMS, waartegen de Griffier geen bezwaar heeft gemaakt, plaatsgevonden achter gesloten deuren. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig mr. S.A.P. Geelen namens TKMS en [de griffier] , werkzaam als senior juridisch adviseur bij team handel van deze rechtbank, als de Griffier. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Aan partijen is medegedeeld dat (na verlenging met twee weken) vandaag beschikking wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Op 24 juli 2024 is bij deze rechtbank een vonnis in kort geding (hierna: het vonnis) gewezen tussen TKMS als eiseres, de Staat der Nederlanden, meer in het bijzonder het Ministerie van Defensie (hierna: de Staat) als gedaagde en Naval Group SA (hierna: Naval) als tussenkomende partij. In de procedure die tot het vonnis heeft geleid (hierna: de kortgedingprocedure of het kort geding), kwam TKMS – kort gezegd – op tegen de voorlopige gunningsbeslissing van de Staat bij de verwerving van onderzeeboten.
2.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden.
2.3.
Voorafgaand aan de publicatie van het vonnis heeft de Griffier op 24 juli 2024 aan TKMS, de Staat en Naval het volgende bericht:
“(…) Er zal vandaag omstreeks 11.00 uur een persbericht over het vonnis worden gepubliceerd, met de inhoud zoals in de tweede [ ] bijlage. Het vonnis zelf zal in beginsel binnen een week na heden op rechtspraak.nl worden gepubliceerd. U heeft de gelegenheid om
uiterlijk 29 juli 2024 om 10.00 uurper e-mail (…) te berichten of er volgens u onderdelen van het vonnis uit oogpunt van vertrouwelijkheid niet kunnen worden gepubliceerd. De voorzieningenrechter zal uw reactie beoordelen en vervolgens beslissen in hoeverre aan [uw] verzoeken daaromtrent tegemoetgekomen zal worden. Ik wijs u erop dat hiermee terughoudend omgegaan zal worden, vanwege het zwaarwegende belang van openbaarheid.”
2.4.
Op 25 juli 2024 hebben de Staat en Naval de rechtbank ieder afzonderlijk medegedeeld dat in hun visie geen onderdelen in het vonnis zijn opgenomen die uit het oogpunt van vertrouwelijkheid niet kunnen worden gepubliceerd.
2.5.
Bij e-mailbericht van 29 juli 2024 heeft TKMS de rechtbank verzocht om een aantal specifieke rechtsoverwegingen van het vonnis vertrouwelijk te houden. De redenen daarvoor heeft TKMS in dit e-mailbericht toegelicht.
2.6.
De Staat en Naval zijn verzocht een reactie te geven op het verzoek van TKMS. Naval heeft niet gereageerd. De Staat heeft op 31 juli 2024 als volgt gereageerd:
“In uw e-mail van 24 juli 2024 is opgenomen dat terughoudend zal worden omgegaan met het onleesbaar maken van onderdelen uit het vonnis. Het verzoek van tkMS om negen rechtsoverwegingen integraal onleesbaar te maken verhoudt zich daartoe niet. Zoals ik u bij e-mail van 25 juli 2024 schreef zijn er wat de Staat betreft geen onderdelen in het vonnis opgenomen die uit het oogpunt van vertrouwelijkheid niet kunnen worden gepubliceerd. Voor de vraag of en in welke mate onderdelen uit het vonnis toch onleesbaar worden gemaakt refereert de Staat zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter.”
2.7.
Nadien, eveneens op 31 juli 2024, heeft de rechtbank het volgende e-mailbericht aan TKMS, de Staat en Naval verstuurd:
“Namens de voorzieningenrechter dank ik u voor uw reacties in relatie tot de publicatie van het vonnis in bovenstaande zaak.
De voorzieningenrechter heeft besloten dat het vonnis onverkort, dus zonder passage te verwijderen of te ‘zwarten’, zal worden gepubliceerd. Het feit dat de zaak achter gesloten deuren is behandeld beteken[t] niet dat daarmee aan de openbaarheid van de rechtspraak getornd kan worden. De namen van partijen zullen niet geanonimiseerd worden (artikel 29 lid 4 Rv) nu reeds algemeen bekend is welke partijen bij deze rechtsstrijd betrokken zijn. Mr Nijhof heeft acht passages genoemd tegen onverkorte publicatie waarvan zijn cliënte bezwaren heeft geuit. Die zijn door de voorzieningenrechter gewogen maar hebben geen van alle – mede in het licht van het ontbreken van enig bezwaar (in het bijzonder) aan de zijde van de Staat – aanleiding gegeven tot het verwijderen van passages. Uit geen van de aangehaalde passages blijkt dat werkelijk voor dit verwervingstraject vertrouwelijke informatie aan de orde is. (…)”
2.8.
De rechtbank heeft het vonnis daarna integraal gepubliceerd.
2.9.
Nadat TKMS had aangekondigd rechtsmaatregelen te treffen tegen de onverkorte publicatie van het vonnis, is het vonnis teruggetrokken van rechtspraak.nl en in afwachting van de uitkomst van de aangekondigde rechtsmaatregelen opnieuw ‘voorlopig’ gepubliceerd, ontdaan van de rechtsoverwegingen die volgens TKMS vertrouwelijk moeten blijven.

3.Het verzoek

3.1.
TKMS verzoekt, na gedeeltelijke intrekking van het verzoek, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. het verzet van TKMS gegrond te verklaren;
II. de Griffier te verbieden een aantal specifiek aangegeven rechtsoverwegingen van het vonnis van 24 juli 2024 te publiceren op enigerlei wijze en te gelasten om die overwegingen vertrouwelijk te houden voor derden, althans in ieder geval de aard en de omvang van de door de Staat geconstateerde onderdelen vertrouwelijk te houden;
III. de Griffier te veroordelen in de proceskosten;
subsidiair
IV. voor zover de voorzieningenrechter zich niet bevoegd acht omdat ten onrechte een verzoekschriftprocedure is ingeleid, toepassing te geven aan artikel 69 Rv.
3.2.
Daartoe voert TKMS samengevat en voor zover hier van belang het volgende aan. Nu de behandeling van het kort geding achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden, dient op grond van artikel 29 lid 4 Rv een geanonimiseerd afschrift van het vonnis te worden verstrekt. Dit omvat bedrijfs- of staatvertrouwelijke informatie. De Griffier is niet ingegaan op de argumenten van TKMS voor geheimhouding van bepaalde rechtsoverwegingen in het vonnis, zodat de weigering van de Griffier onvoldoende gemotiveerd is. Dat alleen is al voldoende om alsnog geheimhouding te gelasten.
3.3.
De Griffier verweert zich tegen het verzoek en voert daartoe samengevat het volgende aan. TKMS is niet-ontvankelijk in haar verzoek, omdat artikel 29 lid 6 Rv geen rechtsgang biedt voor de situatie die hier aan de orde is. Voor zover TKMS wel ontvankelijk is, geldt dat de bezwaren van TKMS geen aanleiding geven tot het weglaten van informatie in de door haar als vertrouwelijk aangemerkte rechtsoverwegingen. Zwaarwegende belangen aan de zijde van TKMS die daartoe zouden moeten leiden, ontbreken.

4.De beoordeling

ontvankelijkheid

4.1.
De vraag die eerst moet worden beantwoord, is of artikel 29 Rv voor TKMS de mogelijkheid biedt om in verzet te komen tegen de
weigeringvan de Griffier om bepaalde rechtsoverwegingen uit het vonnis
niette publiceren.
4.2.
Artikel 29 lid 1 Rv bepaalt dat een uitspraak geschiedt in het openbaar. Deze bepaling is identiek aan de tweede zin van artikel 121 van de Grondwet en daarmee het uitgangspunt.
4.3.
Artikel 29 lid 2 Rv bepaalt dat de griffier aan een ieder die dat verlangt afschrift verstrekt van vonnissen, arresten en beschikkingen, tenzij verstrekking naar het oordeel van de griffier ter bescherming van zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, geheel of gedeeltelijk dient te worden geweigerd. Volgens vaste jurisprudentie [1] kan onder verstrekking van een afschrift van een rechterlijke uitspraak in beginsel worden verstaan de publicatie van die uitspraak op rechtspraak.nl.
4.4.
Artikel 29 lid 6 Rv bepaalt dat als de griffier weigert om geheel of gedeeltelijk aan een verzoek om afschrift te voldoen, de verzoeker schriftelijk in verzet kan komen bij de voorzieningenrechter. Tegen de beslissing van de voorzieningenrechter staat geen rechtsmiddel open, aldus lid 7.
4.5.
In het onderhavige geval is van een weigering als hiervoor bedoeld geen sprake. De omgekeerde situatie is aan de orde: de Griffier heeft (in eerste instantie) het vonnis volledig gepubliceerd op rechtspraak.nl en TKMS, een van de betrokken partijen, wenst dat bepaalde rechtsoverwegingen uit het vonnis niet gepubliceerd worden. Daarnaast heeft zich voorafgaand aan de publicatie de bijzonderheid voorgedaan dat partijen door de behandelend rechter zijn verzocht eventuele bezwaren tegen volledige publicatie van het vonnis aan te geven. De door TKMS aangedragen bezwaren zijn vervolgens door de behandelend rechter gewogen, maar hebben geen aanleiding gegeven bepaalde rechtsoverwegingen te verwijderen zodat het vonnis (in eerste instantie) integraal is gepubliceerd.
4.6.
Artikel 29 lid 6 Rv leent zich in dit geval niet voor analoge toepassing. Daartoe is het volgende redengevend.
4.7.
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 29 Rv [2] volgt dat de wetgever expliciet gekozen heeft voor een regeling waarbij
voor partijengeen mogelijkheid van verzet bestaat tegen de beslissing van de griffier om te voldoen aan een verzoek om afschrift (inmiddels dus: publicatie). Het steeds moeten informeren van partijen als een verzoek om afschrift wordt gedaan, werd als een belangrijke verzwaring van de werkzaamheden van de griffies gezien. Volgens genoemde parlementaire geschiedenis moet de griffier bovendien voldoende in staat worden geacht te beoordelen of en zo ja in hoeverre een verzoek moet worden afgewezen met het oog op zwaarwegende belangen van anderen, zoals partijen.
4.8.
Dat TKMS dit verzoek doet en het om de publicatie van een uitspraak gaat zonder een daaraan voorafgegaan verzoek om afschrift, maakt het vorenstaande niet anders. Ook in deze situatie geldt dat de griffier voldoende in staat moet worden geacht te beoordelen of en zo ja in hoeverre van integrale publicatie afgezien moet worden. Bovendien zou de mogelijkheid van verzet door partijen bij de voorzieningenrechter tegen integrale publicatie tot een overvloed aan artikel 29 Rv-procedures kunnen leiden. Dat heeft de wetgever juist willen voorkomen.
4.9.
Ook het gegeven dat partijen in de kortgedingprocedure voorafgaand aan publicatie in de gelegenheid zijn gesteld om aan te geven of onderdelen van het vonnis uit oogpunt van vertrouwelijkheid niet kunnen worden gepubliceerd, maakt het voorgaande niet anders. Zoals de Griffier terecht heeft betoogd, betekent deze enkele omstandigheid niet dat daarmee (omdat er een beslissing is genomen over de bezwaren van TKMS) de weg naar artikel 29 Rv beschikbaar is. Deze omstandigheid, dat een rechter de bezwaren van TKMS heeft gewogen, is eerder een argument tegen analoge toepassing van artikel 29 lid 6 Rv.
4.10.
De gang van zaken rondom publicatie van het vonnis in dit geval is ten slotte in lijn met een overweging uit een recent arrest van de Hoge Raad [3] waar zowel de Griffier als TKMS naar hebben verwezen. Daarin overweegt de Hoge Raad dat de wet geen andere regels over publicatie op rechtspraak.nl van een rechterlijke uitspraak bevat dan de regels over de verstrekking van afschriften van rechterlijke uitspraken aan partijen, belanghebbenden en derden. Ook overweegt hij dat de regels over de verstrekking van afschriften in het burgerlijk procesrecht, het strafprocesrecht en het fiscale procesrecht gemeenschappelijk hebben dat is voorzien in rechterlijke bemoeienis ten aanzien van de afweging of het belang van openbaarheid bij verstrekking van een afschrift opweegt tegen belangen van anderen. Zoals volgt uit het e-mailbericht van de rechtbank van 31 juli 2024, heeft die rechterlijke toets hier plaatsgevonden (zie 2.7). Daarin is immers vermeld dat de voorzieningenrechter de bezwaren van TKMS heeft gewogen, maar dat deze geen aanleiding gaven om de aangegeven rechtsoverwegingen te verwijderen. Ook in zoverre is geen plaats voor een nieuwe rechterlijke toets waartoe onderhavig verzoek strekt. Voor zover TKMS aanvoert dat een andere rechter dan de voorzieningenrechter die de kortgedingprocedure heeft behandeld haar bezwaren zou moeten beoordelen, geldt dat dit enkele argument onvoldoende is om de route van artikel 29 lid 6 Rv te kunnen bewandelen en de expliciete keuze van de wetgever om voor de onderhavige situatie geen verzet-mogelijkheid te bieden, te doorbreken.
4.11.
De conclusie van het voorgaande is dat TKMS niet op grond van artikel 29 Rv in verzet kan komen tegen de weigering van de Griffier om bepaalde passages in het vonnis niet te publiceren. TKMS zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
4.12.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat voor zover een regulier kort geding hier de aangewezen route zou zijn geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 69 Rv. TKMS heeft desgevraagd op zitting bevestigd dat in dat geval de Staat zou moeten worden gedagvaard en niet de Griffier.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart TKMS niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L.S. Kalff en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.
type: 3151

Voetnoten

1.Hoge Raad 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:658
2.Kamerstukken II 1999-2000, 26 855, nr. 5, pag. 31
3.Hoge Raad 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1549