ECLI:NL:RBDHA:2025:1027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
NL25.1603
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 15 oktober 2024 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.O. Wattilete, heeft eerder beroep aangetekend tegen deze maatregel, waarbij de rechtbank op 5 november 2024 al een uitspraak heeft gedaan. De minister van Asiel en Migratie heeft de rechtbank op 10 januari 2025 geïnformeerd over het voortduren van de maatregel, wat door de rechtbank wordt gezien als een nieuw beroep van eiser, inclusief een verzoek om schadevergoeding.

De rechtbank heeft het vooronderzoek op 17 januari 2025 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting behandeld zou worden. De rechtbank toetst of de maatregel van bewaring rechtmatig is, met inachtneming van de eerdere uitspraak. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen het voortduren van de maatregel, en de rechtbank ziet ook ambtshalve geen reden om te oordelen dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1603

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 15 oktober 2024.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 5 november 2024. [1]
De minister heeft de rechtbank op 10 januari 2025 van het voortduren van de maatregel van bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. [2]
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier op gereageerd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 17 januari 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [3]
1.1.
Uit de uitspraak van 5 november 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 29 oktober 2024) rechtmatig is.
Beoordeling voortduren van de maatregel van bewaring
2. Eiser heeft geen gronden gericht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen grond voor het oordeel dat het voorduren van de bewaring op enig moment tot het sluiten van het onderzoek (op 17 januari 2025) onrechtmatig is te achten. [4]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 5 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18766.
2.Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000.
3.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.