In deze zaak heeft eiseres, een Ghanese vrouw die in Nederland is geboren en opgegroeid, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning humanitair niet-tijdelijk. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, waarna eiseres bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, en eiseres heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 17 april 2025 behandeld. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder zich niet aan eerdere uitspraken heeft gehouden en dat haar belangen onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging van verweerder niet onterecht in het nadeel van eiseres is uitgevallen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een verblijfsvergunning rechtvaardigen, ondanks het langdurige verblijf van eiseres in Nederland. De rechtbank wijst erop dat de binding met Nederland door illegaal verblijf niet voldoende is om een schending van het recht op privéleven aan te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.