ECLI:NL:RBDHA:2025:10201
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen en terugkeerbesluit
In deze zaak heeft eiser, een Filipijnse nationaliteit, op 7 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Deze aanvraag werd op 24 oktober 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 6 januari 2025 afgewezen. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op 17 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde afwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de vereisten voor de aanvraag van de verblijfsvergunning. Eiser heeft niet vijf jaar onafgebroken in Nederland gewoond op basis van een reguliere verblijfsvergunning, voldoet niet aan het inburgeringsvereiste en heeft onvoldoende middelen van bestaan. Eiser heeft ook een beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat eiser zijn standpunt niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wordt verklaard. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.