ECLI:NL:RBDHA:2025:10013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
09.183121-24 en 09.024673-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor bedreiging en belaging met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

Op 14 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belaging van twee aangeefsters. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 3 en 4, die betrekking hadden op de belaging van de tweede aangeefster, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte stelselmatig inbreuk had gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet als belaging konden worden aangemerkt, gezien de wisselende dynamiek in de relatie tussen de verdachte en de aangeefster, waarbij ook positieve interacties plaatsvonden.

Ten aanzien van de feiten 1 en 2, die betrekking hadden op de eerste aangeefster, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een eendaadse samenloop van belaging en bedreiging. De verdachte heeft de aangeefster herhaaldelijk bedreigd met ernstige geweldsuitingen, wat leidde tot een forse inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 176 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat er een hoog recidiverisico bestaat. De tbs-maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard, en de verdachte moet zich houden aan diverse voorwaarden, waaronder opname in een klinische zorginstelling en meewerken aan reclasseringstoezicht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-183121-24 en 09-024673-22 (tul)
Datum uitspraak: 14 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van [geboortedatum 2] 2025 (pro forma) en 31 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Raterman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.B.M. Bos naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 7 maart 2024 tot en met 27 april 2024 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster 1] , door meermalen, althans eenmaal
- die [aangeefster 1] (veelvuldig) te bellen, sms'en en/of Whatsappen, terwijl zij had aangegeven geen contact met hem, verdachte, te willen;
- die [aangeefster 1] te beledigen door die [aangeefster 1] schriftelijk de woorden toe te voegen "kanker hoer", "vieze hoerendochter" en/of “vieze kk slet”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking; en/of
- die [aangeefster 1] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster 1] schriftelijk de woorden toe te voegen "ik ga jouw leven kapot maken", "ik ga jou en je kinderen verbranden", "als ik je kk huis niet in de fik steek", "billah, heb jouw kenteken", "als die twee kleine hoerenkinderen niet verbrand worden" en/of “jij gaat dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, met het oogmerk die [aangeefster 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij in of omstreeks de periode van 7 maart 2024 tot en met 27 april 2024 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, [aangeefster 1] , meermalen, althans eenmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster 1] schriftelijk de woorden toe te voegen "ik ga jouw leven kapot maken", "ik ga jou en je kinderen verbranden", "als ik je kk huis niet in de fik steek", "billah, heb jouw kenteken", "als die twee kleine hoerenkinderen niet verbrand worden" en/of “jij gaat dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2023 tot en met 30 mei 2024 te Nijmegen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster 2] , door meermalen, althans eenmaal
- die [aangeefster 2] (veelvuldig) te bellen, sms'en en/of Whatsappen, terwijl zij had aangegeven geen contact met hem, verdachte, te willen;
- op de Facebookpagina van die [aangeefster 2] berichten te plaatsen;
- die [aangeefster 2] op te zoeken en/of aan te spreken in haar woonplaats;
- die [aangeefster 2] enige tijd achterna te lopen in haar woonplaats;
- die [aangeefster 2] stevig vast te pakken, in haar armen, althans haar lichaam, te knijpen en/of op haar lichaam te spugen;
- over die [aangeefster 2] op zijn, verdachtes, facebookpagina berichten te plaatsen met haar foto en/of daarbij de tekst “hoerendochter” en/of het aanbod om € 500,00 te betalen voor het verkrijgen van de persoonlijke gegevens van die [aangeefster 2] ;
- die [aangeefster 2] te beledigen door die [aangeefster 2] schriftelijk de woorden toe te voegen "vieze hoerendochter", "kijk die duivelse kop van jou", "hoop dat je nooit kinderen krijgt", "je gaat kk spijt krijgen, let op mijn woorden", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
- die [aangeefster 2] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [aangeefster 2] schriftelijk de woorden toe te voegen “ik ga jou in stukken snijden”, “ik maak sneetjes in jouw keel en knijp daar in zodat het bloed spuit als een fontein als we seks hebben”, “ik snijd je ingewanden er uit en ga deze opeten” en/of “ik ga je altijd zoeken, ook al ben je getrouwd, je bent altijd van mij. Ik zal altijd je adres vinden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; en/of
- die [aangeefster 2] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door te doen alsof hij, verdachte, haar dood schoot met zijn telefoon;
met het oogmerk die [aangeefster 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2023 tot en met 30 mei 2024 te Nijmegen, althans in Nederland, [aangeefster 2] meermalen, althans eenmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster 2]
- schriftelijk de woorden toe te voegen “ik ga jou in stukken snijden”, “ik maak sneetjes in jouw keel en knijp daar in zodat het bloed spuit als een fontein als we seks hebben”, “ik snijd je ingewanden er uit en ga deze opeten” en/of “ik ga je altijd zoeken, ook al ben je getrouwd, je bent altijd van mij. Ik zal altijd je adres vinden”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; en/of
- door te doen alsof hij, verdachte, haar dood schoot met zijn telefoon;

3.De bewijsbeslissing

Ten aanzien van feiten 3 en 4
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van deze feiten. Met betrekking tot feit 3 en 4 heeft de officier de periode die bewezen kan worden verklaard beperkt tot de periode tussen 1 oktober 2023 tot en met 30 mei 2024.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten.
3.3.
Vrijspraak feiten 3 en 4
De rechtbank is met betrekking tot de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De verdenkingen zien op de belaging en bedreiging van aangeefster [aangeefster 2] in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 30 mei 2024. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte erg naar gedrag heeft vertoond richting de aangeefster, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken in welke mate die gedragingen het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster hebben beïnvloed.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet concreet kan worden vastgesteld wanneer de aangeefster het handelen van de verdachte als belaging begon te zien. Beiden hebben immers verklaard dat zij ook goed contact met elkaar hebben gehad. Volgens aangeefster sloeg dat in augustus 2023 om. Vanaf dat moment begon de verdachte dreigende uitingen te doen tijdens het bellen of via whatsapp. Echter verklaarde de aangeefster bij haar aanvullende verhoor dat het obsessieve gedrag van de verdachte in eerste instantie haar ego streelde en dat zij het over en weer schelden als uitlaatklep zag. Ook toen de verdachte steeds vaker “zieke opmerkingen” begon te maken, was dat voor aangeefster geen aanleiding om het contact met hem te verbreken. Zij verklaart dat zij dacht dat zij hem kon veranderen.
Het berichtenverkeer dat bij de aangifte is gevoegd – en slechts ziet op de periode tussen 17 februari 2024 en 31 mei 2024 – bleek onvolledig. De aangeefster heeft bij haar aanvullende verhoor verklaard dat zij een deel van het voornoemde berichtenverkeer heeft verwijderd voordat de berichten bij de aangifte zijn gevoegd. Daardoor lijkt het alsof de aangeefster niets terugzegt tegen de verdachte, waarmee de aangeefster naar eigen zeggen de situatie voor haar voordeliger (en daarmee voor de verdachte nadeliger) heeft laten lijken dan het was.
Het voorgaande maakt dat het bij de aangifte gevoegde berichtenverkeer naar het oordeel van de rechtbank geen betrouwbare weergave is van het contact tussen de aangeefster en de verdachte. Het dossier bevat geen andere aanknopingspunten ter ondersteuning van de verklaring van de aangeefster ten aanzien van de tenlastegelegde beledigende en bedreigende uitingen.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de aangeefster op verschillende momenten geld heeft gevraagd en ontvangen van de verdachte, driemaal nadat de aangeefster zelf een tikkie stuurde (data onbekend) en eenmaal op 5 april 2024 door middel van een overboeking. Aangeefster zag de verdachte naar eigen zeggen (in ieder geval in het begin) als sugardaddy zonder seks. Mogelijk werd door de verdachte tot in ieder geval april 2024 betaald voor dit contact op afstand.
Voorts blijkt uit de historische verkeersgegevens dat de aangeefster op 27 mei 2024, aan het einde van de tenlastegelegde periode, de verdachte tweemaal belt en dat die gesprekken van langere duur zijn.
Het vragen om geld en de lange telefoongesprekken zijn voor de rechtbank aanwijzingen dat aangeefster in ieder geval tot 27 mei 2024 zelf het contact niet (ondubbelzinnig) afhield.
De voornoemde omstandigheden maken dat de verhouding tussen de aangeefster en de verdachte lastig te duiden is. Het beeld dat ontstaat is dat van een heftige dynamiek. De bedreigende of beledigende inhoud van sommige berichten van de verdachte zouden onder andere omstandigheden mogelijk strafbaar handelen opleveren, maar omdat de aangeefster dit (deels) mogelijk toeliet, kan de rechtbank niet vast stellen dat het handelen van de verdachte strafbaar was.
Het is ook denkbaar dat het bel- en whatsappcontact tussen hen op het ene moment goed verliep en dat de verdachte op andere momenten ongewenste beledigingen of bedreigingen uitte, zoals de aangeefster en de verdachte beiden hebben verklaard.
Gelet op de aard van de hiervoor overwogen gedragingen van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat daarmee inbreuk werd gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan verder worden vastgesteld dat de aangeefster tweemaal door de verdachte is opgezocht in haar woonplaats, hetgeen door de verdachte niet is ontkend.
Wat betreft het eerste bezoek (april 2024) kan de rechtbank niet vast stellen dat dit tegen de zin van aangeefster gebeurde. Zoals hiervoor vermeld, heeft aangeefster daarna zelf de verdachte nog opgebeld, en is er een lang gesprek geweest. Als de aangeefster daadwerkelijk angstig zou zijn geweest, had het voor de hand gelegen dat zij in plaats daarvan contact met de politie had opgenomen.
Van het tweede bezoek door verdachte aan de aangeefster (op 30 mei 2024) is voldoende gebleken dat de aangeefster daadwerkelijk angstig was doordat de verdachte haar had opgezocht bij haar woning. De verklaring van de aangeefster op dat vlak wordt ondersteund door de berichten die zij op 30 mei 2024, tijdens het tweede bezoek van de verdachte, stuurde naar een vriendin van haar.
Toch kan dit handelen van de verdachte niet als belaging worden aangemerkt, omdat dat ene bezoek op zich geen stelselmatige inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de verdachte van de aan hem ten laste gelegde belaging en bedreiging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
3.4.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten 1 en 2 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024121022, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 319).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 31 maart 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , opgemaakt op 1 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 14-17);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 25-26 met bijlagen: p. 28-37);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 38-39);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 158).
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 7 maart 2024 tot en met 27 april 2024 te 's-Gravenhage wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster 1] , door
- die [aangeefster 1] veelvuldig te bellen, sms'en en Whatsappen, terwijl zij had aangegeven geen contact met hem, verdachte, te willen;
- die [aangeefster 1] te beledigen door die [aangeefster 1] schriftelijk de woorden toe te voegen "kanker hoer", "vieze hoerendochter" en “vieze kk slet”, en
- die [aangeefster 1] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster 1] schriftelijk de woorden toe te voegen "ik ga jouw leven kapot maken", "ik ga jou en je kinderen verbranden", "als ik je kk huis niet in de fik steek", "billah, heb jouw kenteken", "als die twee kleine hoerenkinderen niet verbrand worden" en “jij gaat dood”, met het oogmerk die [aangeefster 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen
2
hij op 7 maart 2024 te 's-Gravenhage, [aangeefster 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster 1] schriftelijk de woorden toe te voegen "ik ga jouw leven kapot maken", "ik ga jou en je kinderen verbranden", "als ik je kk huis niet in de fik steek", "billah, heb jouw kenteken", "als die twee kleine hoerenkinderen niet verbrand worden" en “jij gaat dood”

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de straf en de maatregelen

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden wordt opgelegd. De officier van justitie heeft de rechtbank tevens verzocht de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Verder heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: 38z-maatregel) aan de verdachte op te leggen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest moet worden opgelegd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de voorwaarden die de reclassering in het kader van tbs heeft geadviseerd, als bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan nare en vervelende feiten. Gedurende een periode van bijna twee maanden heeft hij de aangeefster, een voor hem onbekende vrouw, op indringende wijze belaagd en bedreigd. Na een ontmoeting in de Albert Heijn heeft de verdachte aangedrongen op het uitwisselen van telefoonnummers. De aangeefster en de verdachte hebben vervolgens een aantal keer gebeld en berichten gestuurd, maar de aangeefster liet al snel weten dat zij geen interesse had in een volgende ontmoeting. Hoewel de aangeefster op 7 maart 2024 duidelijk heeft aangegeven dat ze wilde dat de verdachte zou stoppen met bellen, bleef hij veelvuldig contact opnemen met haar. Vanaf dat moment begon hij ook ernstige bedreigingen te uiten richting de aangeefster en haar kinderen. De aangeefster heeft verklaard dat zij het gedrag van de verdachte, met name de uitingen die hij deed over haar kinderen, heel eng en bedreigend vond. Met zijn handelen heeft de verdachte dan ook een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
Daarbij is het naar het oordeel van de rechtbank zorgelijk dat het dossier verschillende politiemeldingen van andere vrouwen bevat die op bedreigende wijze zijn benaderd via een telefoonnummer dat aan de verdachte wordt toegeschreven. De voornoemde vrouwen hebben geen aangifte gedaan en de verdachte wordt niet vervolgd voor deze gedragingen. Desondanks is het minst genomen opvallend dat door meerdere vrouwen overeenkomstig wordt verklaard over vermeende obsessieve en dreigende uitlatingen via het telefoonnummer van de verdachte, ook nog nadat de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 december 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte in 2022 reeds eerder is veroordeeld voor belaging. De proeftijd van die straf was nog niet ten einde op het moment dat de verdachte de bewezen verklaarde belaging en bedreiging pleegde. De rechtbank weegt dit mee als strafverzwarende omstandigheid.
Persoon van de verdachte
De Pro Justitia-rapporten
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage over de verdachte van prof. dr. D.J. Vinkers, psychiater, van 3 februari 2025. De psychiater concludeert dat er bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De verdachte heeft behoefte aan contact met vrouwen, maar door zijn persoonlijkheidsproblematiek is hij niet goed in staat om een wederkerige relatie aan te gaan. De verdachte probeert door middel van intimidatie de regie te houden, aldus de psychiater. De verdachte bagatelliseert de strafbare feiten en legt de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag bij de aangeefster. Door zijn impulsiviteit verliest de verdachte zijn beheersing en reageert hij agressief, vooral in reactie op afwijzing. De psychiater adviseert om bij bewezenverklaring de ten laste gelegde feiten in (enigszins) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte krijgt de indruk dat vrouwen zoals de aangeefster met hem flirten en hij gedraagt zich in eerste instantie vriendelijk, maar dat slaat daarna om in dwingend en agressief gedrag. De psychiater benoemt tevens als risicofactoren dat de verdachte berichten stuurt waarin moordgedachten naar voren komen en ook dat er aanwijzingen zijn voor psychopathie.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage over de verdachte van psycholoog M. Hulshof van 6 februari 2025. Zij constateert eveneens dat bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Vanuit zijn problematiek heeft de verdachte moeite heeft met zich conformeren aan sociale normen. Op het moment dat het niet gaat zoals hij voor ogen heeft wordt de verdachte prikkelbaar en agressief. De verdachte kan charmerend zijn, maar hij gebruikt ook instrumentele agressie in de vorm van intimideren en bedreigen. De psycholoog is van mening dat de verdachte gevoelig is voor afwijzing en dat het hem op dergelijke momenten niet lukt om zich te verplaatsen in de ander. De psycholoog constateert dat de copingvaardigheden van de verdachte fors tekortschieten, waardoor hij zijn emoties niet in toom kan houden en ernstige uitspraken doet. De psycholoog adviseert eveneens om bij bewezenverklaring de ten laste gelegde feiten in (enigszins) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Door beide deskundigen wordt het risico op recidive van belaging als hoog ingeschat. Een langdurende behandeling gericht op de persoonlijkheidsproblematiek, emotieregulatie en relatievorming is vereist. Geadviseerd wordt om de verdachte te behandelen binnen het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. De deskundigen stellen zich op het standpunt dat een strak kader en stevig toezicht noodzakelijk zijn. Dit mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte is gerecidiveerd gedurende de proeftijd van de veroordeling in 2022, ondanks jarenlange verplichte behandeling. Daarnaast ontbreekt het de verdachte aan zelfinzicht waardoor hij zijn eigen vaardigheden overschat en zijn problemen en frustraties onderschat. De deskundigen verwachten dat de verdachte zonder het benodigde stevige kader opnieuw niet tot een succesvol einde van een behandeltraject zal komen. Over de invulling van de tbs-maatregel verschillen de deskundigen van mening. De psychiater stelt zich op het standpunt dat de tbs-maatregel met voorwaarden klinisch zou moeten beginnen, waarna aan de hand van het beloop kan worden besloten of de verdachte zelfstandig of begeleid kan gaan wonen. De psycholoog is daarentegen van mening dat de maatregel direct in een ambulant kader dient te beginnen.
Bij oplegging van de tbs-maatregel is geadviseerd om de 38z-maatregel op te leggen zodat ook na afloop van die maatregel toezicht kan worden gehouden op de verdachte.
Het reclasseringsadvies
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 maart 2025. Daarin wordt gematigd positief geadviseerd over een tbs-maatregel met voorwaarden die klinisch begint. De verdachte heeft namelijk al eerder onder reclasseringstoezicht gestaan, wat niet het gewenste resultaat heeft gehad. Volgens de reclassering is een ambulante behandeling ontoereikend om een gedragsverandering, die nodig is voor recidivevermindering, te bewerkstelligen.. De reclassering heeft – kort gezegd – de volgende voorwaarden geformuleerd:
geen strafbare feiten plegen;
meewerken aan reclasseringstoezicht;
meewerken aan time-out;
niet naar het buitenland;
opname in een zorginstelling;
ambulante behandeling;
begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
contactverbod;
dagbesteding;
meewerken aan middelencontrole;
geven van openheid aangaande (partner)relaties.
Verder adviseerde de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel en daarnaast oplegging van de 38z-maatregel, met het oog op het hoge recidiverisico.
De tbs-maatregel
De rechtbank overweegt dat de conclusies en adviezen van de deskundigen worden gedragen door een uitgebreide en deugdelijke onderbouwing, zodat er geen reden bestaat om aan de juistheid van deze adviezen te twijfelen. De rechtbank zal, conform de adviezen, de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de tbs-maatregel. De door de verdachte begane feiten zijn misdrijven waarvoor de maatregel kan worden opgelegd, te weten de misdrijven zoals omschreven in artikel 37a, eerste lid, sub 2, van het Wetboek van Strafrecht. Blijkens de hiervoor vermelde psychiatrische en psychologische rapportages bestond tijdens het begaan van deze feiten bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast vereist de algemene veiligheid van personen dat de maatregel wordt opgelegd, aangezien naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een hoog recidiverisico. De rechtbank volgt de deskundigen in hun advies dat een stevig kader nodig is, nu gebleken is dat de in 2022 opgelegde behandelinterventies ontoereikend waren voor het verminderen van het recidiverisico.
Ter terechtzitting heeft de verdachte zich bereid verklaard om de geadviseerde voorwaarden na te leven.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank beslissen tot oplegging van tbs-maatregel met voorwaarden. Aan deze maatregel zullen ter bescherming van de algemene veiligheid van personen de bovengenoemde door de reclassering geformuleerde voorwaarden worden verbonden, met inbegrip van de opname in een klinische zorginstelling. De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de psychiater dat de klinische opname, door de hogere intensiteit ervan, noodzakelijk is voor de effectiviteit van de behandeling.
De rechtbank merkt op dat bij de misdrijven waarvoor de verdachte wordt veroordeeld, geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Dat brengt met zich dat, indien de tbs-maatregel met voorwaarden wordt omgezet in een tbs-maatregel met dwangverpleging, de duur van de tbs-maatregel met dwangverpleging beperkt is tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op het feit dat er sprake is van een hoog recidiverisico, ziet de rechtbank aanleiding om conform artikel 38, zesde lid, Sr te bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De 38z-maatregel
Nu uit de rapportages van de deskundigen volgt dat naar verwachting een langdurige, intensieve behandeling noodzakelijk is om gedragsverandering teweeg te brengen, moet er rekening mee worden gehouden dat het recidiverisico na afloop van de tbs-maatregel nog niet voldoende is teruggedrongen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het noodzakelijk dat de 38z-maatregel wordt opgelegd in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De rechtbank stelt verder vast dat aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat er naast de tbs-maatregel met voorwaarden ook nog een straf aan de verdachte moet worden opgelegd. De ernst van de feiten maakt dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht, alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen (gelijk aan de duur van het voorarrest), met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, conform het reclasseringsadvies, bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de verdachte voor zijn klinische behandeling binnen een forensische kliniek zal worden opgenomen. Aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zullen dezelfde voorwaarden worden verbonden als die aan de tbs-maatregel zijn verbonden.
Die schorsing houdt verband met de tevens op te leggen dadelijke uitvoerbare tbs-maatregel met voorwaarden. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.4.3 en 6.5.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten de Huawei telefoon zal worden verbeurdverklaard. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het onder goednummer 3222709 in beslag genomen voorwerp, te weten de zwarte telefoon van het merk Redmi zal worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de in beslag genomen voorwerpen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst genoemde voorwerp en het onder goednummer 3222709 in beslag genomen voorwerp verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en
met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 19 december 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 09-024673-22 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 199 dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de bijzondere voorwaarden van de vordering tot tenuitvoerlegging aan te passen conform de door de reclassering geadviseerde voorwaarden uit het reclasseringsadvies van 21 maart 2025. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging te verlengen dan wel die vordering af te wijzen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen: 33, 33a, 37a, 38, 38a, 38z, 55, 57, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
belaging
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
176 (HONDERD en ZESENZEVENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte;
stelt daarbij de navolgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
dat de terbeschikkinggestelde:
1. zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat de terbeschikkinggestelde:
  • zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • meewerkt aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht.
3. als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat zondertoestemming van de reclassering;
5. zich zal laten opnemen in een klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling, leefregels van de verblijfsinstelling en plaatsing;
6. zich zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
7. verblijft in een begeleide woonvorm en/of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [aangeefster 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1994, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
9. zich inzet voor het realiseren en behouden van een door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
10. geen alcohol en drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
11. de reclassering openheid geeft over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten uit zijn (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn (sociale) netwerk.
geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
legt aan de verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr;
beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het moment waarop de terbeschikkinggestelde zich heeft laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Aan de schorsing worden de voorwaarden verbonden, zoals deze onder 1 tot en met 11 zijn vermeld bij de voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Wit, merk: Huawei) en het onder goednummer 3222709 in beslag genomen voorwerp, te weten: Zwarte telefoon, Redmi;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 12 mei 2022, gewezen onder parketnummer 09-024673-22, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 199 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Kuijper, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. R. Claessens en J.A. Keuter, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 april 2025.