ECLI:NL:RBDHA:2024:9993
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag, niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingediend door een eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling op een zitting.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen bij het bestuursorgaan voordat hij beroep kan instellen. De eiser had op 4 oktober 2023 zijn asielaanvraag ingediend, en volgens het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking is getreden, was de beslistermijn voor asielaanvragen verlengd met negen maanden. Dit betekent dat de Staatssecretaris uiterlijk op 4 januari 2025 had moeten beslissen op de aanvraag van de eiser.
De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van de eiser op 9 april 2024 te vroeg was ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum.