ECLI:NL:RBDHA:2024:9984
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de dwangsom bij niet tijdig beslissen door de Autoriteit Persoonsgegevens
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van de toegekende dwangsom beoordeeld. De Autoriteit Persoonsgegevens, verweerster in deze zaak, had op 29 maart 2023 een besluit genomen over een verzoek van eiser. Na een beslissing op bezwaar op 6 november 2023, bleef de hoogte van de dwangsom ongewijzigd op € 357,-, omdat verweerster te laat had beslist op het bezwaar van eiser. Eiser was het niet eens met deze hoogte en stelde dat de dwangsom € 427,- moest zijn, gebaseerd op incorrecte data die door verweerster waren gebruikt.
De rechtbank heeft op 20 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerster aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de juiste hoogte van de dwangsom € 392,- is, en verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond. De rechtbank legt uit dat de dwangsom verschuldigd is vanaf 27 september 2023, na ontvangst van de ingebrekestelling door verweerster op 12 september 2023. De rechtbank volgt het standpunt van verweerster dat de beslissing op bezwaar op 12 oktober 2023 is verzonden, en dat de dwangsom over een periode van 16 dagen moet worden berekend.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het gaat om de hoogte van de dwangsom en stelt deze vast op € 392,-. Tevens moet verweerster het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.