In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres had haar aanvraag op 15 april 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden was inmiddels verstreken. Verweerder had de termijn met negen maanden verlengd, maar eiseres heeft op 15 februari 2024, na het verstrijken van deze termijn, verweerder in gebreke gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank heeft besloten dat er geen zitting nodig is en heeft verweerder een termijn van acht weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen. Dit is gedaan om recht te doen aan de belangen van eiseres en om verweerder de tijd te geven voor zorgvuldige besluitvorming. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 18 juni 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder dit niet doet, moet hij de opgelegde dwangsom betalen.