In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiseres heeft op 12 juli 2023 haar aanvraag ingediend, welke op dezelfde dag door verweerder is ontvangen. De beslistermijn van 90 dagen is door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiseres heeft verweerder op 9 februari 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten tot een bedrag van € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 21 juni 2024.