ECLI:NL:RBDHA:2024:995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
NL23.40673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kennelijk ongegrondverklaring van een asielaanvraag van een Marokkaanse eiser

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de kennelijk ongegrondverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 13 november 2023 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 december 2023 is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 23 januari 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank stelt vast dat de asielaanvraag van eiser is afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, e, f, g en h van de Vw. Eiser heeft verklaard dat hij bedreigd wordt door zijn familie in Marokko vanwege een foto met homoseksuelen, maar de rechtbank oordeelt dat deze verklaringen ongeloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat Marokko in het algemeen als een veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk niet veilig is in Marokko.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is. Eiser heeft tegenstrijdige en onwaarschijnlijke verklaringen afgelegd, en de rechtbank vindt dat er onvoldoende bewijs is dat de autoriteiten in Marokko geen bescherming kunnen bieden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40673

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. LJ. Meijering),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de kennelijk ongegrondverklaring van zijn (opvolgende) asielaanvraag. Eiser is van Marokkaanse nationaliteit en heeft op 13 november 2023 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 december 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, e, f, g en h van de Vw. Eiser dient onmiddellijk terug te keren naar Marokko.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met zaaknummer NL23.40674,
op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder. Tevens was een tolk aanwezig.

Wat aan het besluit vooraf is gegaan

2. Op 9 maart 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 30 april 2021 is deze aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Bij uitspraak van 27 mei 2021 van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht [1] , is het beroep tegen het besluit van 30 april 2021 ongegrond verklaard.
2.1.
Eiser heeft op 1 november 2021 een nieuwe asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 6 september 2022 is deze aanvraag op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, Vw buiten behandeling gesteld.
2.2.
Op 25 oktober 2022 heeft eiser wederom een nieuwe asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 11 november 2022 is deze asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vw juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, e, en h, Vw. Aan eiser is uitstel van vertrek verleend in afwachting van het besluit op de ambtshalve beoordeling van de toepassing van artikel 64 Vw en wel vanaf 11 november 2022 tot 11 mei 2023 of zoveel korter als eerder op de ambtshalve beoordeling is beslist.
3. Bij besluit van 23 februari 2023 is de ambtshalve beoordeling van 11 november 2022 van de toepassing van artikel 64 Vw afgewezen. Bij besluit van 9 juni 2023 is het bezwaar daartegen ongegrond verklaard.
3.1.
Bij uitspraak van 13 oktober 2023 heeft deze rechtbank [2] het door eiser ingestelde beroep tegen het besluit van 9 juni 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van gronden.
4. Op 13 november 2023 heeft eiser, die op die dag ook in vreemdelingenbewaring is gesteld, onderhavige opvolgende asielaanvraag ingediend.
Voornemen/bestreden besluit
5. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
-identiteit, nationaliteit en herkomst;
-bedreigingen van familie door foto met homoseksuelen.
5.1.
De identiteit, nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig geacht. De bedreiging door familieleden, nadat eiser een foto heeft gemaakt met homoseksuelen, is ongeloofwaardig geacht. Onder verwijzing naar een proces-verbaal bij de Vreemdelingenpolitie van 13 november 2023 en een vertrekgesprek met Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV) van 23 november 2023 is overwogen dat eiser de asielaanvraag heeft ingediend met de bedoeling om tijd te rekken voor een medische behandeling in Nederland, waarna hij terug wil keren naar Marokko. Dit staat haaks op zijn verklaringen dat hij problemen heeft met zijn familie en om die reden niet terug wil keren naar Marokko. Dit zijn dus wisselende verklaringen. Daarnaast valt niet in te zien waarom pas in november 2023 een aanvraag is ingediend, nadat eiser in vreemdelingenbewaring kwam en een mogelijke uitzetting naar Marokko dreigde, terwijl de dreigementen van zijn familie begin 2023 zijn begonnen. Het voorgaande tast de geloofwaardigheid van de ingebrachte redenen voor de opvolgende asielaanvraag aan.
5.2.
De door eiser overgelegde foto leidt niet tot een ander oordeel, nu eiser oppervlakkige en geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd over hoe de foto heeft geleid tot bedreigingen van zijn familie. Tot slot is overwogen dat Marokko een veilig land van herkomst is. Niet is gebleken dat Marokko voor eiser persoonlijk niet veilig is. Uit eisers verklaringen is evenmin gebleken van een gegronde vrees voor vervolging of van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, e, f, g en h van de Vw.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
6.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Verwijzing naar de zienwijze
7. Voor zover eiser erop heeft gewezen dat al hetgeen in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, overweegt de rechtbank dat dit onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waarop de rechtbank dient in te gaan. Verweerder is in het bestreden besluit immers uitgebreid ingegaan op de zienswijze van eiser. Daarom zal de rechtbank uitsluitend ingaan op wat eiser in beroep concreet heeft aangevoerd.
Geloofwaardigheid asielrelaas
8. De rechtbank stelt vast – zoals verweerder in de besluitvorming ook heeft aangegeven – dat Marokko in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Gelet hierop bestaat er een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit dat land geen internationale bescherming nodig hebben en dat de (nationale) autoriteiten effectieve bescherming bieden. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [3] is het dan aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat de autoriteiten hem geen bescherming kunnen bieden en dat dat land in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is.
8.1.
Eiser heeft in beroep niet betwist dat Marokko in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat eiser niet aannemelijk gemaakt dat Marokko in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is. Nu eiser in beroep dit standpunt niet (gemotiveerd) heeft bestreden, heeft verweerder reeds daarom kunnen concluderen dat Marokko, ook in het geval van eiser, als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook terecht bij zijn besluitvorming betrokken dat eiser kennelijk tegenstrijdige, wisselende en duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die bij voorbaat afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het relaas. Daartoe heeft verweerder mogen wijzen op een proces-verbaal bij de vreemdelingenpolitie van 13 november 2023 en een verslag van Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) van 23 november 2023 (alsnog in de beroepsfase door verweerder ingediend), waaruit volgt dat eiser hier te lande een asielaanvraag heeft ingediend enkel met de bedoeling om tijd te rekken voor medische behandelingen in Nederland aan zijn neus en oog, waarna hij alsnog terug wenst te keren naar Marokko. Verweerder stelt terecht dat eiser enkel een asielaanvraag heeft ingediend teneinde zijn uitzetting uit te stellen of te verijdelen. Tevens is terecht gesteld dat sprake is van wisselende verklaringen nu eiser immers ook verklaarde niet terug te willen keren naar Marokko vanwege door hem gestelde bedreigingen van zijn familie. De enkele stelling dat het zou gaan om aanvullende verklaringen heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.
9.1.
Eisers betoog dat onzorgvuldig zou zijn gehandeld nu niet is na te gaan of gebruik is gemaakt van een beëdigd tolk bij de vreemdelingenpolitie kan hier niet aan afdoen, nu geen aanleiding is gezien om niet uit te gaan van de juistheid van het op ambtseed en/of ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal. Voor zowel de verklaringen bij de Vreemdelingenpolitie als de verklaringen bij DT&V geldt dat gesteld noch gebleken is dat eiser bepaalde vragen niet heeft begrepen of dat hij door eventuele afwezigheid van een beëdigde tolk niet alle van belang zijnde omstandigheden naar voren heeft kunnen brengen. Eisers betoog dat onzorgvuldig zou zijn gehandeld, omdat hij niet in de gelegenheid zou zijn gesteld om te reageren op eerdervermelde informatie en tegenstrijdigheden, volgt de rechtbank ook niet. Reeds gelet op eisers verklaringen ten tijde van het gehoor opvolgende aanvraag volgt dat hij hier in Nederland is met het doel om medische behandelingen te krijgen en niet voor een asielvergunning [4] .
9.2.
Bij het voorgaande heeft verweerder ook niet ten onrechte betrokken dat niet valt in te zien waarom eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd, maar tot 13 november 2023 heeft gewacht met het indienen van de (opvolgende) asielaanvraag, terwijl de gestelde problemen met zijn familie in Marokko van begin 2023 dateren. Eisers betoog dat hij bezig was met het vinden van een nieuwe advocaat heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Daartoe heeft verweerder mogen stellen dat niet valt in te zien waarom het zoeken van een nieuwe advocaat bijna een jaar heeft geduurd. Niet gebleken is dat voor het indienen van een (opvolgende) asielaanvraag is, anders dan eiser stelt, de hulp van een advocaat noodzakelijk is.
De gestelde bedreigingen van familie vanwege foto met homoseksuelen
10. Verweerder heeft ook, anders dan eiser heeft betoogd, niet ten onrechte overwogen dat eisers verklaringen omtrent de gestelde bedreigingen van zijn familie vanwege een foto met homoseksuelen ongeloofwaardig zijn. Daartoe heeft verweerder met name van belang mogen vinden dat eiser oppervlakkige en niet overtuigende verklaringen heeft afgelegd over hoe de foto heeft geleid tot bedreigingen van zijn familie. Zo weet eiser vrij weinig te vertellen over [naam] , de persoon die de foto zou hebben gedeeld. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt hoe [naam] zijn familie in Marokko heeft kunnen vinden en waarom hij de foto met ze gedeeld zou hebben. Een enkel vermoeden daartoe heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Verweerder stelt ook terecht dat er tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd over hoe de foto is verspreid, nu eerst is verklaard dat de foto in een groepsapp zou zijn gestuurd en dat dit in een groep met vrienden was [5] , waarna hij later heeft verklaard dat het toch geen vrienden waren maar jongens uit Frankrijk en Spanje [6] . Ook heeft eiser verklaard niet te weten wie de foto in de groep heeft gedeeld, terwijl [naam] en eiser de enige waren die de foto hadden. Wat er ook zij van de tegenwerpingen omtrent het wel of niet hebben gesproken met zijn echtgenote over wat er is gebeurd, verweerder heeft gelet op de tegenstrijdige, oppervlakkige verklaringen terecht niet de waarde aan de foto toegekend die eiser daaraan toegekend wil zien. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het voorgaande, de aanvraag van eiser op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, e, f, g en h van de Vw kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser krijgt daarom geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL21.6740.
2.NL23.19656.
4.Zie p. 5 en p.12 gehoor opvolgende aanvraag.
5.Zie p.8 gehoor opvolgende aanvraag.
6.Zie p. 9 gehoor opvolgende aanvraag.