ECLI:NL:RBDHA:2024:9943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
SGR 22/5206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van Wajong-uitkering na deskundigenonderzoek en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, waarin haar Wajong-uitkering ongewijzigd bleef. Na een eerdere vernietiging van dit besluit door de rechtbank, heeft het Uwv op 20 juli 2022 opnieuw het bezwaar ongegrond verklaard. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna een deskundigenonderzoek is uitgevoerd om de duurzaamheid van haar arbeidsvermogen te beoordelen.

Op 22 mei 2024 heeft het Uwv, naar aanleiding van het deskundigenonderzoek, een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen en het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard. Dit leidde tot de intrekking van het beroep door verzoekster, die tevens verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, omdat het Uwv aan verzoekster was tegemoetgekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.187,50, maar heeft het verzoek om vergoeding van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand afgewezen, aangezien het Besluit proceskosten bestuursrecht hierin niet voorziet.

De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5206

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. R.G. Groen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2019 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan verzoekster medegedeeld dat haar Wajong-uitkering ongewijzigd blijft.
Bij besluit van 18 november 2019 heeft het Uwv het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 21 september 2020 in de vorige beroepsprocedure met zaaknummer SGR 19/7974 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld de geconstateerde gebreken in het besluit van 18 november 2019 te herstellen.
Bij einduitspraak van 3 augustus 2021 in de vorige beroepsprocedure (de einduitspraak) heeft de rechtbank het besluit van 18 november 2019 vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de einduitspraak en de tussenuitspraak.
Bij beslissing op bezwaar van 20 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van verzoekster opnieuw ongegrond verklaard, onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar & beroep (b&b) van 15 juli 2022.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoekster heeft een aanvullende beroepsgrond en medische stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2023. Namens verzoekster is haar gemachtigde verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en bepaald dat een psychiater als deskundige wordt benoemd voor het instellen van een onderzoek naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen bij verzoekster op de datum in geding als gevolg van haar psychische klachten.
Op 22 april 2024 heeft de rechtbank het verslag van het deskundigenonderzoek ontvangen.
Verzoekster heeft op 23 mei 2024 een schriftelijke zienswijze na het verslag van het deskundigenonderzoek ingediend.
Het Uwv heeft naar aanleiding van het verslag van het deskundigenonderzoek met het besluit van 22 mei 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Daarbij heeft het Uwv het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard, haar meegedeeld de in bezwaar gemaakte proceskosten te zullen vergoeden tot een bedrag van € 1.284,-, en vastgesteld dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij verzoekster per 20 februari 2019 duurzaam is, zodat zij recht heeft op een Wajong-uitkering naar 75% van het wettelijk minimumloon. Verder heeft het Uwv toegezegd om na de uitspraak van de rechtbank de in beroep gemaakte proceskosten te zullen vergoeden.
Naar aanleiding van voormeld besluit van 22 mei 2024 heeft verzoekster het beroep ingetrokken met gelijktijdig het verzoek het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Bij de door verzoekster ingediende intrekkingsverklaring is gevoegd een kopie van de toevoeging van rechtsbijstand die als eigen bijdrage € 156,00 vermeldt.
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek. Het Uwv heeft hierop bij brief van 14 juni 2024 meegedeeld geen bezwaren te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De rechtbank stelt vast dat verzoekster het beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv aan haar is tegemoetgekomen, als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet hierin aanleiding het verzoek om een proceskostenveroordeling toe te wijzen.
4. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een 0,5 punt voor schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 875,00 en wegingsfactor 1).
5. Voor zover verzoekster met het overleggen van een kopie van de toevoeging van rechtsbijstand tevens impliciet verzoekt om vergoeding van de eigen bijdrage van € 156,00 voor de haar verleende toevoeging, wijst de rechtbank dit verzoek af. In de bijlage van het Bpb is namelijk een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. In vergoeding van de te betalen eigen bijdrage is daarbij niet voorzien (zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:999).
6. Tot slot wijst de rechtbank erop dat het in deze zaak betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,00 op de voet van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb door het Uwv aan verzoekster moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.