In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van 19 oktober 2023. In die uitspraak was bepaald dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid binnen zestien weken moest beslissen op de nareisaanvraag van eiseres. Eiseres stelt dat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft voor het indienen van beroep. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank verleent eiseres vrijstelling van het griffierecht, omdat zij aan de voorwaarden voldoet. Verweerder heeft aangegeven het first-in first-out (fifo)-principe te hanteren, maar de rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af. De rechtbank stelt vast dat het beroep terecht is ingediend, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 19 juni 2024. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt verweerder de verplichting op om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen.