Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Afghaanse nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 4 juni 2024 was genomen, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep en diende op 7 juni 2024 de gronden van het beroep in. De staatssecretaris diende op 10 juni 2024 een verweerschrift in. De rechtbank sloot het onderzoek op 19 juni 2024.
De rechtbank overwoog dat eiser niet betwistte dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening en er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden die door de staatssecretaris waren aangevoerd feitelijk juist waren en dat de lichte gronden ook bijdroegen aan het risico op onttrekking aan het toezicht. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.