Overwegingen
1. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep van rechtswege ook betrekking op het bestreden besluit, nu de asielaanvraag van eiseres daarbij is afgewezen en aldus niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep.
2. Omdat verweerder alsnog op de aanvraag van eiseres heeft beslist, heeft eiseres geen belang meer bij een uitspraak op het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
3. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum 1] en de Somalische nationaliteit te hebben. Eiseres heeft op 20 december 2021 asiel aangevraagd, mede namens haar minderjarige kinderen: [naam 4], geboren op [geboortedatum 3] en [naam 3], geboren op [geboortedatum 2].
4. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in Somalië vreest voor leden van de stam [naam 2]. In 2016 heeft haar broer als chauffeur van een busje een ongeluk gehad en daarbij is een persoon om het leven gekomen. De stamleden van [naam 2], tot wie de overledene behoorde, vonden dat de broer van eiseres ook dood moest. Hoewel de stam waartoe eiseres behoortgeprobeerd heeft de schade te vergoeden weigerde de leden van [naam 2] dat. De broer van eiseres is toen gevlucht en om die reden zijn eiseres en andere familieleden bedreigd met de dood door de [naam 2]. De neef van eiseres is vervolgens vermoord en eiseres is in de nacht aangevallen door leden van de stam. Eiseres wist te ontvluchten. Vervolgens is zij in mei 2016 gevlucht uit Somalië.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond.De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres vindt verweerder geloofwaardig. Verweerder gelooft echter niet dat eiseres problemen heeft met de [naam 2]. Verweerder stelt in dat verband dat het slechts een aanname is van eiseres dat zij door leden van die stam is aangevallen. Bovendien is het vreemd dat zij dan zou zijn gevlucht zonder haar kinderen. Eiseres heeft daarnaast inconsistent verklaard over haar vlucht. Eiseres is verder geen alleenstaande vrouw.
6. Eiseres voert daartegen aan dat verweerder haar problemen met de [naam 2] ten onrechte ongeloofwaardig acht. Verweerder heeft ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken dat de broer van eiseres is gevlucht en haar neef is vermoord. De [naam 2] hebben bovendien gemeld dat de familie van eiseres dood moest. Om die reden is het onmiskenbaar dat eiseres door leden van de [naam 2] is aangevallen in haar woning. Eiseres heeft haar kinderen op dat moment achtergelaten omdat de situatie voor hen niet levensbedreigend was. Eiseres voert verder aan dat zij wel degelijk een alleenstaande vrouw is en zij om die reden niet kan terugkeren naar Somalië. Daarnaast is er geen binnenlands vestigingsalternatief voor eiseres. [naam 5] is geen veilig gebied om naar terug te keren en zoals verweerder erkent zijn de machtsverhoudingen in dat gebied wisselend.
De rechtbank overweegt als volgt.
7. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden dat eiseres problemen heeft ondervonden met de [naam 2]. Hij heeft in dat verband terecht overwogen dat de verklaring van eiseres over de inval in haar woning door leden van de [naam 2] slechts is gebaseerd op vermoedens. Eiseres heeft immers niet gezien wie er aan de deur stonden en voor zover eiseres stelt af te gaan op informatie van haar buurvrouw, heeft zij niet onderbouwd hoe die kon weten dat het ging om de [naam 2]. Dat de gestelde aanval door de [naam 2] past binnen de context van haar verhaal, zoals eisers aanvoert, maakt dat niet anders. Verder heeft verweerder erop kunnen wijzen dat het niet voor de hand ligt dat eiseres in een gestelde potentieel levensbedreigende situatie haar kinderen zou achterlaten in de woning. De stelling van eiseres dat zij geen gevaar liepen, staat haaks op de verklaring van eiseres dat de [naam 2] gezworen hadden om al haar familieleden te vermoorden. De gestelde omstandigheden dat de broer van eiseres is gevlucht en dat haar neef is vermoord doen niet af aan de juistheid van voormelde tegenwerping en maken niet dat verweerder de gestelde vrees van eiseres ook aannemelijk had moeten vinden. Verweerder heeft ten slotte terecht overwogen dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over haar vlucht van Marka naar Mogadishu: zij heeft enerzijds verklaard in een auto te hebben gereisd, in een andere verklaring zegt zij dat deze reis per boot is gemaakt
.
8. Verweerders beleid voor alleenstaande vrouwen uit Somaliëluidt als volgt:
Aan een alleenstaande vrouw uit Somalië verleent de Immigratie- en Naturalisatiedienst in de regel een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
Bij de beoordeling of een vrouw in Somalië als alleenstaand wordt gezien en op die grond bescherming behoeft, wordt in ieder geval meegewogen dat:
1. zij geen echtgenoot heeft – of geen persoon met wie zij een duurzame relatie heeft – in Somalië met wie zij kan gaan samenleven;
2. de gezinsband met haar ouderlijk gezin is verbroken en zij aannemelijk heeft gemaakt dat deze niet kan worden hersteld;
3. er geen familielid tot in de derde graad of sociaal netwerk is waar de vrouw, gelet op haar individuele omstandigheden, voor opvang en bescherming op terug kan vallen.
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan een alleenstaande vrouw als op grond van haar individuele asielrelaas aannemelijk is dat zij geen bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft. Hierbij wordt onder andere meegewogen of en hoe zij zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in het land van herkomst.
9. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het beleid voor alleenstaande vrouwen uit Somalië. Hoewel eiseres geen echtgenoot of een duurzame relatie heeft, volgt uit de verklaringen van eiseres dat de gezinsband met haar ouderlijk gezin intact is. Zo heeft eiseres verklaard dat haar moeder en oma nog in leven zijn. Daarnaast wonen er nog twee kinderen van eiseres in Marka. Verder heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres beschikt over een sociaal netwerk. Verweerder wijst in dat verband terecht op de verklaringen van eiseres dat zij voor haar vlucht uit Somalië twintig dagen bij familie in Mogadishu heeft verbleven. Ook heeft zij verklaard over hulp van een oudoom.
10. De beroepsgrond van eiseres dat zij niet veilig kan terugkeren naar Marka vanwege de in dat gebied wisselende machtsverhoudingen slaagt evenmin. Verweerder wijst er terecht op dat uit het algemeen ambtsbericht over Somalië van juni 2023 volgt dat Marka onder controle staat van de overheid.Daarnaast volgt uit dat ambtsbericht dat er een bootverbinding bestaat tussen Mogadishu en Marka. Hiermee kan eiseres de eventuele aanwezigheid van Al -Shabaab op wegen tussen Mogadishu en Marka ontlopen. Uit het ambtsbericht volgt dat er geen aanwijzingen zijn dat Al-Shabaab tijdens de verslagperiode aanvallen uitvoerde op deze bootverbinding.
11. Verweerder heeft overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een afgeleide asielvergunningen daarnaast ambtshalve geweigerd een reguliere verblijfsvergunning te verlenen.
12. Eiseres voert in dat verband aan dat haar zoon, Muzamil Abdulrahman Mohamed, geboren op 6 maart 2005, in Nederland in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Haar zoon was bij zijn asielaanvraag in Nederland weliswaar meerderjarig, maar verweerder dient volgens eiseres uit te gaan van de minderjarige leeftijd die hij had op het moment dat zij in Nederland asiel aanvroeg. Op dat moment behoorde hij tot het gezin van eiseres. Eiseres beroept zich hierbij op uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 juli 2020en van 12 april 2018.Volgens haar heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRMvoor verblijf bij haar zoon.
13. Uit artikel 29, tweede lid van de Vw volgt dat alleen de ouders van een minderjarige referent in aanmerking komen voor een afgeleide asielvergunning. Referent was meerderjarig op het moment van zijn binnenkomst en asielaanvraag in Nederland, zodat eiseres niet in aanmerking komt voor een afgeleide asielvergunning. De door eiseres genoemde arresten van het Hof zijn niet van toepassing op de situatie van de zoon van eiseres die eerst als meerderjarige asiel heeft gevraagd en die evenmin als minderjarige een verzoek om gezinshereniging met eiseres heeft gedaan. Dat de zoon ten tijde van de asielaanvraag van eiseres nog minderjarig was, is niet van betekenis, nog daargelaten dat ook eiseres toen geen verzoek om gezinshereniging heeft gedaan.
14. De asielaanvraag van eiseres is dan ook terecht afgewezen.
15. In het bestreden besluit heeft verweerder verder geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een ambtshalve verlening van een reguliere verblijfsvergunning. Ook is vastgesteld dat eiseres hierop geen zienswijze heeft gegeven.
16. Eiseres heeft hierover (pas) in beroep terecht opgemerkt dat verweerder heeft verzuimd om kenbaar te toetsen aan artikel 8 van het EVRM en dat het bestreden besluit in zoverre dus een voldoende motivering ontbeert. In reactie hierop stelt verweerder zich in zijn verweerschrift op het standpunt eiseres niet in aanmerking komt voor een vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder merkt op dat hiervoor hetzelfde geldt als voor de afgeleide asielvergunning, namelijk dat de zoon van eiseres al meerderjarig was bij diens binnenkomst in Nederland en sinds zijn tiende levensjaar geen onderdeel meer uitmaakt van het gezin van eiseres. Verder verwijst verweerder naar zijn overwegingen in het bestreden besluit, waarin is vastgesteld dat een afhankelijkheidsrelatie ontbreekt. Aldus heeft verweerder alsnog een nadere motivering kenbaar gemaakt en het gebrek in het bestreden besluit hersteld. Uit gewijzigde rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2022volgt weliswaar dat verweerder alle gevallen ook een belangenafweging moet maken waarbij alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken, maar nu eiseres in het geheel geen concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld die in dit geval in een dergelijke belangenafweging zouden moeten worden betrokken, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat verweerder zijn standpunt nog verder moet motiveren.
17. Gelet op de aanvullende motivering in beroep ziet de rechtbank aanleiding om het motiveringsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.Eiseres is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
18. Het beroep zal voor het overige dan ook ongegrond worden verklaard.
19. Omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist en eiseres dus terecht een beroep niet tijdig heeft ingesteld, wordt verweerder veroordeeld in de kosten die eiseres in zoverre heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5).