Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van een Algerijnse eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 mei 2024 de maatregel van bewaring opgelegd, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn uitzetting zou beletten. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. Tijdens de zitting op 10 juni 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld.
De rechtbank heeft beoordeeld of de gronden voor de bewaring rechtmatig zijn. Eiser heeft de gronden niet betwist, maar voerde aan dat de bewaring in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, en met artikel 5 van het EVRM, omdat hij al enige tijd in strafdetentie had gezeten. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende onderzoek had gedaan naar alternatieven voor bewaring en dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan die in de vrije maatschappij. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris aan zijn onderzoeksplicht had voldaan.
Daarnaast voerde eiser aan dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije was binnen een redelijke termijn. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond werd verklaard. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 13 juni 2024.