ECLI:NL:RBDHA:2024:9808
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en de toepassing van de Dublinverordening in het geval van een gezin met Moldavische nationaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 juni 2024, wordt het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eisers, een gezin met Moldavische nationaliteit, hebben hun aanvragen ingediend, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat België verantwoordelijk is voor de asielaanvragen. De rechtbank heeft op 28 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij de eisers en hun gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende heeft aangetoond dat België zijn internationale verplichtingen ten aanzien van opvang van asielzoekers nakomt. De rechtbank verwijst naar het AIDA-rapport en eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat kwetsbare asielzoekers, zoals gezinnen met minderjarige kinderen, voorrang krijgen bij het verkrijgen van opvang in België. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de asielaanvragen van eisers als opvolgende aanvragen worden beschouwd en dat zij geen recht hebben op opvang totdat hun aanvragen ontvankelijk zijn verklaard.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvragen van eisers terecht buiten behandeling zijn gesteld en dat zij mogen worden overgedragen aan België. De rechtbank wijst ook de vergoeding van proceskosten af.