ECLI:NL:RBDHA:2024:9800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
NL24.19413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, maar eiser zelf niet.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag niet in behandeling genomen hoeft te worden, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij en zijn partner vrezen voor hun veiligheid in Kroatië, omdat zijn ex-partner in Nigeria hun relatie heeft onthuld. Eiser heeft ook gewezen op het AIDA-rapport, waaruit blijkt dat Kroatië geen systeem heeft om kwetsbare groepen asielzoekers te identificeren, en dat LHBTI-personen zoals hij risico lopen op onvoldoende ondersteuning.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de aangevoerde omstandigheden terecht heeft betrokken in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat Kroatië kan worden vertrouwd om de asielaanvraag van eiser te behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat overdracht aan Kroatië onevenredig hard zou zijn voor eiser.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat hij kan worden overgedragen aan Kroatië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.19413
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. N.R.H. Boon),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 mei 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 17 van de Dublinverordening
5. Eiser voert aan dat zijn ex-partner in Nigeria de relatie van hem met zijn huidige partner bekend heeft gemaakt, waardoor zij moesten vluchten. De ex-partner heeft kennissen in Kroatië. Daarom vrezen eiser en zijn partner voor hun veiligheid in Kroatië.
Verder blijkt uit het AIDA-rapport van juni 2023, update 2022, dat Kroatië geen systeem geïmplementeerd heeft om kwetsbare groepen asielzoekers te identificeren. Met name LHBTI-personen zoals eiser lopen hierdoor een risico niet voldoende ondersteuning te ontvangen. Ook heeft eiser in het aanmeldgehoor aangegeven dat hij in Kroatië gevraagd heeft naar omstandigheden voor homoseksuelen en op grond van de informatie die hij toen ontvangen heeft, heeft besloten om Kroatië te verlaten. Eiser vreest dus dat hij bij overdracht vanwege zijn geaardheid problemen zal ervaren. De gemachtigde van eiser heeft op zitting toegelicht dat eiser hiermee een beroep doet op artikel 17 van de Dublinverordening, en dat het besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat de aangevoerde omstandigheden in het besluit al zijn betrokken in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris heeft overwogen dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 13 september 2023² heeft geoordeeld dat ten aanzien van Kroatië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook hebben de Kroatische autoriteiten met het claimakkoord gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Verder is Kroatië ook partij bij het EVRM en kan eiser bij voorkomende problemen de Kroatische autoriteiten benaderen. Er is niet gebleken dat de autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. Uit het AIDA-rapport update 2022, waarnaar eiser in beroep heeft verwezen, blijkt ook niet dat er in Kroatië voor LHBTI-personen in het geheel geen ondersteuning beschikbaar is, of dat klagen voor eiser niet mogelijk of bij voorbaat zinloos zal zijn. Er is dus geen aanleiding om te veronderstellen dat eiser bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Ook voor het overige is niet gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht onevenredig hard is. Er is daarom geen sprake van een motiveringsgebrek.³ De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat eiser mag worden overgedragen aan Kroatië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
3 Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 april 2023, ECLI:NL:RVS:2024:1778.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 juni 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.