In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en geboren op 18 augustus 1988, heeft op 8 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 30 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser er niet in is geslaagd zijn identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en dat hij wisselend heeft verklaard over zijn leeftijd en nationaliteit. Eiser heeft in andere lidstaten verschillende persoonsgegevens opgegeven, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnt. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas niet inhoudelijk kan worden getoetst, omdat de basisinformatie over de identiteit en herkomst ontbreekt.
De rechtbank wijst erop dat, ondanks de beweringen van eiser, de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser moet terugkeren naar Algerije, ook al is zijn afkomst niet definitief vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.