ECLI:NL:RBDHA:2024:9781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
NL24.14229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van een Afghaanse nationaliteit met betrekking tot terugkeer naar Afghanistan na langdurig verblijf in het Westen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 20 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, een Afghaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die eerder was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat zijn terugkeer naar Afghanistan gevaarlijk is vanwege de situatie na de machtsovername door de Taliban. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend, die ook zijn afgewezen, en stelt dat hij als afvallige van de islam wordt gezien. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat hij de verklaringen van eiser over zijn afvalligheid ongeloofwaardig achtte en onvoldoende informatie had over de risico's voor terugkerende Afghanen uit het Westen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen gevaar voor eiser dreigt bij terugkeer naar Afghanistan. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat er onvoldoende informatie beschikbaar is over de positie van uit het Westen terugkerende asielzoekers. Hierdoor wordt het bestreden besluit vernietigd en moet de staatssecretaris een nieuw besluit nemen, waarbij hij de risico's voor eiser in acht moet nemen. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14229

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 29 maart 2024 waarbij de staatssecretaris de opvolgende aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Eiser krijgt ook geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en/of uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van de staatssecretaris, eiser en de gemachtigde van eiser deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden van eiser, uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eerdere asielprocedures
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1987 en heeft de Afghaanse nationaliteit. Hij heeft eerder, namelijk op 28 november 2015, een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat een commandant zijn zus meermaals ten huwelijk zou hebben gevraagd. Dit zou op 1 november 2015 hebben geleid tot een incident in het huis van eiser, waarbij onder meer eisers broer en zus zijn doodgeschoten. Bij besluit van 30 juni 2017 heeft de staatssecretaris deze aanvraag afgewezen als ongegrond. In deze procedure heeft de staatssecretaris de nationaliteit, herkomst en afkomst van eiser geloofwaardig geacht. Dit element is doorgetoetst maar heeft niet geleid tot het verlenen van een verblijfsvergunning. De staatssecretaris heeft de huwelijksaanzoeken van de commandant en de daaruit voortvloeiende problemen van 1 november 2015 ongeloofwaardig geacht. Dit besluit is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 maart 2019 onherroepelijk geworden. [2]
3.1.
Op 15 augustus 2019 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend en daaraan ten grondslag gelegd dat hij zich heeft afgewend van de islam en een atheïstische levenswijze heeft aangenomen. Bij besluit van 19 november 2019 is deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat de staatssecretaris dit ongeloofwaardig achtte. Hierbij is eiser ook een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Dit besluit is met de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 7 februari 2020 in rechte vast komen te staan. [3]
Huidige asielprocedure
4. Op 21 augustus 2021 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft eiser ten grondslag gelegd dat het als gevolg van de machtsovername door de Taliban in Afghanistan voor hem te gevaarlijk is om terug te keren gelet op zijn lange verblijf in het Westen. Eiser verwijst daarbij naar het besluit- en vertrekmoratorium van 11 augustus 2021 en een brief van de inwoners van het district Khenjan. Eiser meent dat een terugkeer naar Afghanistan in strijd is met artikel 3 EVRM.
4.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit afgewezen als
kennelijk ongegrond en heeft daartoe het volgende overwogen. Het asielrelaas bevat volgens de staatssecretaris de relevante elementen (1) identiteit, nationaliteit en herkomst, (2) afvalligheid van de islam en (3) langdurig verblijf in het Westen.
4.1.1.
De staatssecretaris heeft de identiteit, Afghaanse nationaliteit en Tadzjiekse afkomst van eiser in eerdere procedures al geloofwaardig geacht. Ook het langdurig verblijf van eiser in het Westen is geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft geen geloof gehecht aan de verklaringen van eiser over zijn afvalligheid en atheïstische levenswijze. In het besluit op de tweede asielaanvraag van eiser zijn de verklaringen hierover al beoordeeld en zijn deze ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft met de overgelegde brief van dorpsgenoten en foto’s niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een verandering ten aanzien van zijn geloofsovertuiging die kan leiden tot een ander besluit.
De geloofwaardig geachte verklaringen, afzonderlijk en in samenhang gezien, zijn door de staatssecretaris doorgetoetst en leiden niet tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 of artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
Vrees bij terugkeer als gevolg van langdurig verblijf in het Westen
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat er, vanwege zijn verblijf in het Westen, geen gevaar voor hem dreigt na terugkeer naar Afghanistan. De staatssecretaris beschikt namelijk over onvoldoende informatie over de situatie voor Afghanen die uit het Westen terugkeren en moet nadere informatie hierover verschaffen. Eiser wijst ter onderbouwing van zijn betoog op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 april 2024 [4] , waarin wordt verwezen naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 februari 2024. [5] Daarin is geoordeeld dat uit de Algemene Ambtsberichten over Afghanistan van maart 2022 en juni 2023 blijkt dat geen of onvoldoende informatie beschikbaar is over de positie in Afghanistan van uit Europa terugkerende asielzoekers na de machtsovername door de Taliban en het dus onduidelijk is of zij vanwege hun verblijf in een Westers land met de Taliban problemen zullen krijgen. Op grond hiervan kan in elk geval niet gesteld worden dat er geen gevaar is voor eiser na terugkeer naar Afghanistan.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich in de bestreden besluitvorming op het standpunt dat eiser de vrees voor de Taliban bij terugkeer in Afghanistan als gevolg van zijn langdurig verblijf in het Westen niet aannemelijk heeft gemaakt. Het enkele gegeven dat eiser langdurig in een Westers land heeft verbleven is onvoldoende om aan te nemen dat hij gezien zal worden als afvallige. Hiertoe verwijst de staatssecretaris naar het rapport van European Union Agency for Asylum (EUAA) genaamd
‘Afghanistan Targeting Individuals’.In dit rapport staat dat sommige mensen bij terugkeer doelwit waren van de Taliban, maar dat er geen duidelijke connectie is met het feit dat ze terug naar Afghanistan zijn gekomen. Ook volgt uit Algemeen Ambtsbericht van juni 2023 en het EUAA-guidance bericht Afghanistan van januari 2023 dat mensen die terugkeren uit Europa niet zonder meer problemen zullen ondervinden in Afghanistan enkel en alleen omdat ze in Europa hebben verbleven. Uit de verklaringen van eiser blijken ook geen indicaties dat hij persoonlijk door de Taliban zal worden gezien als verwesterd. In het verweerschrift handhaaft de staatssecretaris dit standpunt en merkt op dat de staatssecretaris tegen de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 februari 2024 in hoger beroep heeft ingesteld. De staatssecretaris benadrukt daarbij dat de openbare landeninformatie die ten grondslag ligt aan de besluitvorming door de Afdeling [6] reeds is beoordeeld. Eiser is er volgens de staatssecretaris niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer in de negatieve aandacht van de Taliban komt te staan. In dat kader is naar opvatting van de staatssecretaris eens te meer van belang dat het de vraag is hoe de Taliban überhaupt van het verblijf in het Westen op de hoogte zal raken [7] , nu eiser niet gedwongen wordt uitgezet naar Afghanistan omdat diplomatieke banden met de Taliban ontbreken. Eiser zal dus zelfstandig dienen terug te keren vanuit omringende landen en kan bij terugkeer opgaan in de menigte. Terugkeer naar Afghanistan vanuit die landen vindt namelijk op grote schaal plaats. [8]
5.2.
De beroepsgrond slaagt. De rechtbank sluit aan bij de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 februari 2024. Het standpunt van de staatssecretaris en de gegeven onderbouwing in deze zaak zijn namelijk grotendeels gelijk en in die uitspraak al beoordeeld. Daarin is geoordeeld dat uit de landeninformatie over Afghanistan blijkt dat geen of onvoldoende informatie beschikbaar is over de positie van uit het Westen terugkerende asielzoekers naar Afghanistan na de machtsovername door de Taliban. Het is onduidelijk of zij vanwege hun verblijf in een Westers land problemen met de Taliban hebben gekregen of zullen krijgen. Het ontbreken van deze informatie rechtvaardigt niet, althans niet zonder meer, de conclusie dat die problemen zich in Afghanistan na terugkeer niet zullen voordoen. In deze zaak stelt de staatssecretaris zich ook nog op het standpunt dat eiser zelfstandig moet terugkeren naar Afghanistan vanuit een buurland en hij daarbij kan opgaan in de menigte. Dit maakt het voorgaande echter niet anders. Uit het Algemeen ambtsbericht van juni 2023 volgt namelijk dat het niet duidelijk is of terugkeer uit Europa of uit buurlanden een verschil in behandeling oplevert bij terugkeer. [9] Wegens die onduidelijkheid kan de staatssecretaris zich, gelet op de rechtspraak van de Afdeling [10] , niet zonder nader onderzoek op het standpunt stellen dat eiser, als uit Europa terugkerende Afghaan, bij terugkeer geen reëel risico zal lopen op ernstige schade. Dit betekent dat de staatssecretaris nader onderzoek zal moeten verrichten naar de risico’s in Afghanistan van uit Europa terugkerende asielzoekers en het bestreden besluit wordt vernietigd omdat het niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. [11]
Overige beroepsgronden
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, hoeft de rechtbank de overige beroepsgronden niet meer te beoordelen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek, geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag en, als hij zijn standpunt handhaaft, dit nader moeten motiveren aan de hand van onderzoek naar de terugkeerrisico’s in Afghanistan van uit Europa terugkerende asielzoekers. Daarbij zal hij ook de ontwikkelingen moeten betrekken die zich na de sluiting van het onderzoek in deze zaak hebben voorgedaan.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding in zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraag € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
2.Zaaknummer 2018025548/1/V2.
3.NL19.28135 (niet gepubliceerd).
4.Rechtbank Den Haag, zp. Arnhem 10 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5047, r.o. 6.2.
5.Rechtbank Den Haag, zp. Arnhem 28 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2720.
6.De staatssecretaris wijst op ABRvS 19 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3874 en ABRvS 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:17465.
7.De staatssecretaris wijst op EEU country of origin informaite rapport – Afghanistan – Country focus van december 2023, p. 99.
8.De staatssecretaris wijst op EEU country of origin informaite rapport – Afghanistan – Country focus van december 2023, paragraaf 4.11.1.
9.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, juni 2022, p. 149.
10.ABRvS 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2793.
11.Zie artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.