ECLI:NL:RBDHA:2024:9765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
NL24.2254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot proceskostenveroordeling in asielzaak na prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van een verzoeker van Jemenitische nationaliteit. De verzoeker had op 14 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van stilzwijgen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de verzoeker op 20 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Op 19 april 2024 heeft de Staatssecretaris een inwilligend besluit genomen, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de ingebrekestelling van de verzoeker op 14 november 2023 prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die eindigde op 14 oktober 2023, rechtsgeldig was verlengd met negen maanden op basis van het WBV2023/3. Hierdoor eindigde de beslistermijn op 14 juli 2024. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, en dat er derhalve geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af, omdat er geen grond is voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door rechter D.M. Schuiling, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2254

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Jemenitische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 14 april 2023 heeft verzoeker een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 14 november 2023 heeft verzoeker verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens heeft verzoeker op 20 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 14 april 2023.
Verweerder heeft op 19 april 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Verzoeker heeft eveneens op 19 april 2024 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb [2] . Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw [3] 2000 moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
4. Verzoeker heeft de asielaanvraag ingediend op 14 april 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoeker op 14 oktober 2023 eindigen. In de uitspraak van 11 april 2024 [4] heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat verweerder met het WBV [5] 2023/3 de wettelijke beslistermijn rechtsgeldig met negen maanden heeft verlengd. De beslistermijn eindigt hierdoor op 14 juli 2024. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 14 november 2023 prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
5. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit proceskosten bestuursrecht.
3.Vreemdelingenwet.
5.Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire.