ECLI:NL:RBDHA:2024:9765
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot proceskostenveroordeling in asielzaak na prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van een verzoeker van Jemenitische nationaliteit. De verzoeker had op 14 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van stilzwijgen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de verzoeker op 20 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Op 19 april 2024 heeft de Staatssecretaris een inwilligend besluit genomen, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de ingebrekestelling van de verzoeker op 14 november 2023 prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die eindigde op 14 oktober 2023, rechtsgeldig was verlengd met negen maanden op basis van het WBV2023/3. Hierdoor eindigde de beslistermijn op 14 juli 2024. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, en dat er derhalve geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af, omdat er geen grond is voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door rechter D.M. Schuiling, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.