In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres had haar aanvraag op 15 november 2022 ingediend, en de wet vereist dat er binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beslissing wordt genomen. De termijn is echter met negen maanden verlengd op basis van de WBV 2022/22. Eiseres heeft verweerder op 17 februari 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, waardoor het beroep kennelijk gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de procedure voortgezet op basis van de ingediende stukken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres nog niet is gehoord en heeft verweerder een termijn van acht weken gegeven om een nader gehoor af te nemen, gevolgd door nog eens acht weken om een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Aangezien het beroep gegrond is verklaard, heeft de rechtbank verweerder ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 21 mei 2024.