ECLI:NL:RBDHA:2024:9731
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser stelde dat de ingebrekestelling, die op 21 maart 2024 was ingediend, niet prematuur was en dat de beslistermijn niet geldig was verlengd door het besluit WBV 2023/3. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw). Hierdoor was de beslistermijn met negen maanden verlengd, wat betekende dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend. De rechtbank concludeerde dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 juni 2024.