In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank Den Haag heeft eerder, op 3 augustus 2023, bepaald dat verweerder binnen zestien weken opnieuw moest beslissen. Eiser stelt dat deze termijn is overschreden en dat er geen besluit is genomen. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Eiser heeft in dit geval geen ingebrekestelling hoeven sturen, omdat er al een uitdrukkelijke termijn was gesteld door de rechtbank. De rechtbank legt verweerder een nieuwe beslistermijn op van acht weken, rekening houdend met het feit dat eiser al een gehoor heeft gehad en dat verweerder nog een voornemen moet nemen.
De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 200,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, wat betekent dat eiser gelijk krijgt. Verweerder moet binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekendmaken en is ook verplicht om de proceskosten van eiser te vergoeden tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 21 mei 2024.