ECLI:NL:RBDHA:2024:9723
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser stelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijnen waren verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking trad. Dit besluit verlengde de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden.
De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw) zich voordeed ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3. Eiser had zijn asielaanvraag op 10 augustus 2023 ingediend, waardoor de beslistermijn tot uiterlijk 10 november 2024 was verlengd. De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling van 7 februari 2024 te vroeg was ingediend, waardoor niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder.
Als gevolg hiervan verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier D.D. Bijlhout. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 juni 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een hogerberoepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.