In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft zijn aanvraag op 14 november 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden is door verweerder met negen maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 11 maart 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft overwogen dat, wanneer een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet is gehoord in deze procedure en heeft daarom besloten om een langere beslistermijn op te leggen aan verweerder. De rechtbank heeft het 8+8-wekenmodel toegepast, wat betekent dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit moet nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank heeft dit bedrag vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 10 juni 2024.