ECLI:NL:RBDHA:2024:9715
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake prematuur ingediende ingebrekestelling in asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser stelde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn aanvraag op 7 september 2023 had ingediend en dat de beslistermijn in eerste instantie zes maanden bedraagt. Echter, met de inwerkingtreding van het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 van kracht werd, zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden verlengd. Dit betekent dat de nieuwe beslistermijn voor de aanvraag van eiser pas op 7 december 2024 verstrijkt.
Eiser heeft op 4 maart 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze prematuur was, aangezien de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank heeft de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van niet tijdig beslissen door verweerder niet als voldaan beschouwd, zoals vastgelegd in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier L. Beijerinck, en is op 14 juni 2024 openbaar gemaakt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.