In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, die stelt dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De Staatssecretaris heeft aangegeven het first-in first-out (fifo)-principe te hanteren voor nareiszaken, maar de rechtbank wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep af. Dit omdat een aanhouding de prikkel voor de Staatssecretaris om tijdig te beslissen zou wegnemen.
Eiseres heeft op 24 mei 2023 bezwaar gemaakt, maar de Staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van negentien weken beslist. Eiseres heeft de Staatssecretaris op 22 december 2023 in gebreke gesteld, waarna zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De rechtbank bepaalt dat de Staatssecretaris binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar moet nemen. Indien de Staatssecretaris besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A.W. van Eerden.