ECLI:NL:RBDHA:2024:9695
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-overdracht aan Bulgarije
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser heeft eerder een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, dat is toegewezen, waardoor hij niet mocht worden overgedragen aan Bulgarije totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat Bulgarije niet veilig is voor hem vanwege structurele problemen in de asielprocedure, beoordeeld. Eiser voerde aan dat hij een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling na overdracht aan Bulgarije, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om aan te nemen dat de overdracht in strijd zou zijn met de Europese regelgeving.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op schending van zijn rechten na overdracht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 juni 2024.