ECLI:NL:RBDHA:2024:9661
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 juni 2024, is het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had zijn aanvraag op 7 september 2023 ingediend, en verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had de verplichting om binnen zes maanden te beslissen. Echter, met de inwerkingtreding van het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 van kracht werd, zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden verlengd. Dit betekent dat de beslistermijn voor de aanvraag van eiser is verlengd tot 7 december 2024.
Eiser heeft verweerder op 5 maart 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, aangezien deze plaatsvond vóór het verstrijken van de verlengde beslistermijn. De rechtbank stelt vast dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 juni 2024, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.