7.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 4]
De vordering is door of namens de verdachte niet betwist en door en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering integraal toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 23.686,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 4] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 5]
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post materiële schade, de vordering afwijzen, omdat deze schade niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade ten gevolge van het bewezen verklaarde feit.
De vordering is voor het overige door of namens de verdachte niet betwist en door en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 17.500,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 5] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 6]
De vordering is door of namens de verdachte niet betwist en door en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering integraal toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 6] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 2]
De vordering is door of namens de verdachte niet betwist en door en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering integraal toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 20.877,78,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 2] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 3]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De vordering is namens de verdachte weliswaar betwist, maar die betwisting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat hij aan het re-integreren was en dat hij op korte termijn weer 100% zou kunnen gaan werken, maar dat dit door het onder 3 bewezen verklaarde feit anders is gelopen. Ook de immateriële schade is voldoende onderbouwd en het gevorderde bedrag past bij de gevolgen die het onder 3 bewezen verklaarde feit voor de benadeelde partij heeft gehad. Daarom zullen ook de post ‘gederfde inkomsten’ en de gevorderde immateriële schade worden toegewezen.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering integraal toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 15.398,39, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 3] .
Duur van de gijzeling
De rechtbank ziet geen grond om te bepalen dat de maximale duur van de gijzeling wordt beperkt tot één dag, zoals de verdediging heeft bepleit. De rechtbank zal conform artikel 36f, vijfde lid, Sr en artikel 6:4:20 Sv, bij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel bepalen voor welke duur gijzeling kan worden toegepast bij niet of niet volledige betaling. Omdat de duur van de gijzeling, gelet op artikel 60a Sr, in totaal maximaal één jaar mag belopen, zal de rechtbank het aantal dagen gijzeling per schadevergoedingsmaatregel naar rato van het toegewezen bedrag bepalen.