In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank constateert dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en dat partijen geen zitting hebben aangevraagd, waardoor het onderzoek is gesloten zonder behandeling op zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen. Eiseres heeft haar aanvraag op 6 juli 2023 ingediend, en de beslistermijn is met drie maanden verlengd. Aangezien verweerder niet tijdig heeft beslist, is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, tot een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 juni 2024, en de rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien er nader onderzoek nodig is, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt.