ECLI:NL:RBDHA:2024:9558
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van een Syrische verzoeker. De verzoeker heeft op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 9 december 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 februari 2024 een besluit genomen op deze aanvraag. Vervolgens heeft de verzoeker op 1 mei 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig werd geacht en hen gevraagd of zij het daarmee eens waren. Aangezien er geen verzoek om een zitting is ingediend, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag van de verzoeker op 9 juni 2023 eindigde. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was. Aangezien de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, was de ingebrekestelling prematuur en leidde dit tot een niet-ontvankelijk beroep.
Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake was van een ontvankelijk beroep en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.