ECLI:NL:RBDHA:2024:955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
NL23.40105, NL23.40106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en terugkeerbesluit van Algerijnse eiser in geschil met staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser, een Algerijnse nationaliteit, op 5 november 2023 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 21 december 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 16 januari 2024, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij verblijfsrecht in Duitsland heeft. De rechtbank oordeelt dat de informatie van de IND liaison, die stelt dat de markering in Eurodac onjuist is, als geldig bewijs kan worden beschouwd. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die de afwijzing van zijn asielaanvraag kunnen onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.40105 (beroep) en NL23.40106 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. van Kammen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.F.J. Smeulders).

Inleiding

1.1
Eiser heeft op 5 november 2023 een asielaanvraag ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 december 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL23.40105) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL23.40106) te treffen.
1.4
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande afmelding niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1994.
Eiser is zonder afmelding niet verschenen bij het nader gehoor dat voor de behandeling van zijn asielaanvraag op 15 december 2023 zou plaatsvinden. Uit het dossier blijkt dat eiser bij brief van 22 november 2023 uitgenodigd is voor dit nader gehoor en dat op 26 november 2023 deze uitnodiging in persoon aan eiser is uitgereikt. Van verschoonbare redenen om niet bij het nader gehoor te verschijnen, is niet gebleken.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser ten eerste zijn asielrelaas niet met redenen heeft onderbouwd en het niet verschijnen bij het nader gehoor voor eigen rekening en risico van eiser komt. Ten tweede heeft eiser inconsistent verklaard over zijn identiteit en heeft hij daarmee verweerder te kwader trouw misleid rondom het vaststellen van zijn identiteit.
4. Omdat de asielaanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen, heeft verweerder met het bestreden besluit ook een terugkeerbesluit, gericht op onmiddellijk vertrek naar Algerije, aan eiser uitgereikt. [2] Vanwege het onthouden van een vertrektermijn heeft verweerder aan eiser ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser vindt dat aan hem geen terugkeerbesluit en inreisverbod mogen worden opgelegd, nu niet is gebleken dat hij momenteel geen verblijfsrecht in Duitsland heeft. Uit de registratie in Eurodac blijkt namelijk dat aan hem op 2 juni 2017 asiel is verleend. Het standpunt van verweerder dat dit een fout is, kan volgens eiser niet slagen. Eiser stelt daartoe dat het door verweerder overgelegde stuk met de titel ‘Resultaat Dacty Onderzoek Duitsland’ niet is ondertekend en niet duidelijk is van wie dit stuk afkomstig is of wat voor dienstbetrekking deze persoon heeft. Nu onduidelijk is of eiser een verblijfsrecht in Duitsland heeft, kan aan hem geen terugkeerbesluit en inreisverbod worden opgelegd. Eiser verwijst in dit kader naar een uitspraak [4] van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. In beroep zijn geen gronden gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag dan wel tegen de ambtshalve toetsing aan reguliere verblijfsgronden. Tussen partijen is enkel in geschil of verweerder op goede gronden een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan eiser heeft kunnen opleggen.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet van redenen gebleken op grond waarvan verweerder had moeten concluderen dat eiser momenteel een verblijfsrecht in Duitsland geniet. Uit het door verweerder overgelegde schrijven van de IND liaison van 14 november 2023 blijkt namelijk dat de markering in Eurodac, waarin staat dat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet, onjuist is. Eiser staat in Duitsland onder een alias bekend, de door eiser daar in 2017 ingediende asielaanvraag is buiten behandeling gesteld en deze beslissing staat momenteel in rechte vast. Op grond van vaste rechtspraak [5] van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter heeft deze informatie van de IND liaison te gelden als ‘informatie van de betreffende lidstaat’ als bedoeld in paragraaf C2/6.1 van de Vreemdelingencirculaire en mag verweerder van de juistheid van de door deze ambtenaar verstrekte informatie uitgaan. Anders dan eiser stelt, zijn de naam en de dienstbetrekking van de betrokken IND liaison wel degelijk genoemd in dit schrijven en valt verder niet in te zien waarom de enkele reden dat dit stuk niet ondertekend is, betekent dat verweerder aan dit stuk van de IND liaison geen betekenis mocht toekennen. Dit temeer nu de inhoud van het stuk overeenkomt met hetgeen eiser in zijn gehoor aanmeldfase [6] heeft verklaard, namelijk dat hij in Duitsland geen internationale bescherming geniet.
6.2
Nu niet gebleken is dat eiser momenteel enig verblijfsrecht in Duitsland geniet, kan het beroep van eiser op de uitspraak [7] van de hoogste vreemdelingenrechter niet slagen. Nu daarnaast ook geen andere individuele feiten en omstandigheden zijn aangevoerd waaruit verweerder had moeten afleiden dat aan eiser geen terugkeerbesluit of inreisverbod had mogen worden opgelegd, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om ambtshalve daarvan af te zien. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is aan eiser terecht een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn uitgereikt en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
8. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, onder a en c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Dit volgt uit artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b van de Vw.
3.Op grond van artikel 66a, eerste lid en onder a van de Vw.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3581.
5.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:160, rechtsoverweging 4.1.
6.Gehoor aanmeldfase, p. 5.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3581.